ONA Dordrecht inv. 138, f. 685: op 17 dec. 1659 verleent Jerfaes Vrancken, koopman en burger van Dordrecht, procuratie aan Arent Jansz. Backhous, burger te Duisburg, om te eisen van de erfgenamen van Johan Terseijlick betaling van de obligatie, die Terseijlick op 26 mei 1633 ten behoeve van hem verleden heeft.
ONA Dordrecht inv. 264, f. 68: op 19 juni 1697 comp. Adriana van der Hulck, weduwe van Gerard Francken, burgemeester van Dordrecht, voor zichzelf voor de eerste staak, en als procuratie hebbende van Jerefaes Francken, wonende te Grave, voor zichzelf en als procuratie hebbende van zijn zuster Hendrina Francken, weduwe van Gerrit Sam, wonende te Amsterdam, "soo uijt haren hoofde in desen staeck, ende als boedelhouster van ... haeren man, inden vierden staeck gerechticht", beiden vervangende hun broer Jan Francken, samen kinderen van Jerefaes Francken, koopman te Dordrecht, en dientengevolge voor de vierde staak, Anthonij van Lith, koopman te Rotterdam, als man van Maria Francken, voor zichzelf en als procuratie hebbende van Gerrit Francken, wonende te Zevenbergen, en van Helena Monseur, wonende te Oosterhout, weduwe van Jan Francken Jansz., en als voogden over haar twee minderjarige kinderen en van Aletta Francken, gesepareeerde echtgenote van Hendrick van Reijnen, wonende te Dordrecht, van ds. Theodorus van den Bosch, predikant te Heinenoord, als man en voogd van Elisabet Francken, ds. Van den Bosch en Anthonij van Lith tevens vervangende hun zwager Hendrick Francken en de kinderen van Jan Francken, voor de derde staak, alsmede Arent Schuller, koopman op de Rijn, als man van Belia Sam, Goossen Tips, koopman te Keulen, als man van Elisabet Francken, Samuel Goris, mr. chirurgijn te Dordrecht, als man van Helena Leendertsdr., enige dochter van wijlen Alida Sam, Rochus van de Krab, exploitier voor het Hof van Holland, wonende te Dordrecht, als procuratie hebbende van Christina Smits, weduwe van Jacob Sam, wonende te Keulen, voor zichzelf en als voogdes van haar kinderen, Anna van Abeel, weduwe van Jerefaes Sam, wonende te Rotterdam, als bij testament van haar man, op 21 april 1670 verleden voor notaris A. A. Oom te Nieuwpoort, gesteld tot voogdes over Gerrit Sam, haar minderjarige zoon, en Abraham Sam, beiden kinderen van wijlen Jerefaes Sam, alle voornoemde comparanten in deze staak samen nog vervangende Jan Francken, die vele jaren "sonder tijdinge" afwezig is geweest, allen kinderen en kleinkinderen, samen met Gerrit Sam, die hiervoor in de tweede staak vermeld staat, van Belia Francken, verwekt door Jacob Sam, voor de vierde staak, allen nakomelingen en fideïcommissionaire erfgenamen van Jerefaes Francken en Elisabeth Schul, enerzijds en Geertruijd van der Hulck, weduwe van Hendrick Francken, koopman te Dordrecht, mede zoon en erfgenaam van Jerefaes Francken en Elisabeth Schul, anderzijds. De comparanten verklaren, dat tussen hen geschil is ontstaan aangaande het feit, dat Hendrick Francken in 1668 met Geertruijd van der Hulck in het huwelijk is getreden zonder huwelijks voorwaarden te hebben gemaakt en toen ten huwelijk hebben ingebracht een somma van 44.000 gl., die Hendrick van zijn ouders heeft geërfd en die na zijn overlijden in 1681, zonder kinderen na te laten, is verdeeld tussen zijn erfgenamen en zijn weduwe, doch dat Jerefaes Francken en Elisabet Schul in een codicil dd 7 sept. 1657, verleden voor notaris D. Eelbo, hun na te laten goederen met fideïcommis bezwaard hebben ten opzichte van die kinderen, die zonder nakomelingen na te laten zouden overlijden, na aftrek van de legitieme en trebellianique porties en omdat de man van de tweede comparante is komen te overlijden zonder nakomelingen na te laten en goederen, die hij van zijn ouders heeft geërfd, door onkunde als vrije goederen in de boedel zijn weduwe zijn gekomen en na zijn overlijden zijn verdeeld, zo beweren de eerste comparanten, dat krachtens genoemd codicil de helft van de goederen, die Hendrick Francken van zijn ouders heeft geërfd en die de tweede comparante bij de scheiding van zijn nalatenschap zijn aanbedeeld, aan hen zouden moeten worden gerestitueerd met een jaarlijkse interest van 4 % sedert het overlijden van Hendrick Francken. De tweede comparante daarentegen beweert, dat de gemeenschappelijke boedel van haar en haar man met zijn erfgenamen is verdeeld zonder dat toen enig fideïcommis bekend was en dat zij de goederen, die haar aanbedeeld waren, te goeder trouw als vrij eigen goed in bezit heeft gehad, zonder dat iemand ooit van haar enige fideïcommissionaire goederen heeft opgeëist en dat zij bij eventuele restitutie van die goederen niet gehouden zal zijn enige interest te betalen. Bovendien is zij van mening, dat alle vaste goederen, die haar overleden man van zijn ouders heeft geërfd, van de last van fideïcommis waren ontheven en dat Jerefaes Francken en Elisabet Schul in hun voornoemd codicil bepaald hebben, dat hun kinderen van de fideïcommissionaire goederen zouden moeten aftrekken de legitieme en trebellianique porties, dat haar man boven zijn legitieme portie ook in vrije eigendom heeft gehad zijn trebellianique portie, en dat zij, tweede comparante, zoveel minder moest uitreiken als de trebellianique portie met de vaste goederen samen zouden komen te bedragen. Om processen over deze kwestie te vermijden, zijn de comparanten overeengekomen, dat de tweede comparanten aan de eerste comparanten onder hen allen zal betalen een somma van 12.000 gl.
Kinderen:
a. Beliken Jenefaesdr. Francken, gedoopt NG Dordrecht sept. 1622, jonge dochter van Dordrecht wonende op de Nieuwe Haven (1639), trouwde NG Dordrecht 19 juni/5 juli 1639 Jacob Sam Jacobsz., jongman van Tiel wonende op een schip (1639), koopman en Rijnschipper
ONA Dordrecht inv. 60, f. 31: op 25 febr. 1640 testeren Jacob Sam Jacobsz., Rijnschipper en burger van Tiel, en zijn vrouw Belijken Francken Jerfaesdr. Zij benoemen tot erfgenaam en voogd over hun minderjarige kinderen de langstlevende van hen beiden, die gehouden zal zijn hun kinderen te onderhouden tot hun mondigheid of huwelijk en hun dan onder hen allen een bedrag van 600 gl. uit te keren.
ONA Dordrecht inv. 123, f. 147: op 14 febr. 1654 testeren Jacob Sam Jacobsz., koopman en Rijnschipper, burger van Dordrecht, en zijn vrouw Belijken Francken Jerfaesdr. Zij benoemen de langstlevende van hen beiden tot erfgenaam en voogd, die gehouden zal zijn hun kinderen te onderhouden tot hun mondigheid of huwelijk en als zij gaan trouwen hen uit te reiken zodanig bedrag als hij of zij zal goeddunken.
Kinderen (allen NG gedoopt in Dordrecht):
a-1. Johannes (Jan) Sam
a-2. Lijsbet (Elisabet) Sam, 15 juni 1650, trouwde Goossen Tips, koopman te Keulen
a-3. Alida Sam
a-4. Jacob Sam, 12 aug. 1652, trouwde Christina Smit
a-5. Jerefaes Sam, trouwde Anna van Abeel
a-6. Dirck, 8 april 1654
a-7. Hendrick, 4 sept. 1662
b. Jan (Johan) Francken, geboren naar schatting ca. 1625, volgt II
c. Hendrick Francken, geboren naar schatting 1625, weduwnaar wonende in het teegoversloot (1667), koopman, trouwde 1e Maria Aeldertsdr. de Veer, 2e NG Dordrecht 25 dec. 1667/8 jan. 1668 Geertruij van der Hulck, gedoopt NG Dordrecht juni 1642, jonge dochter wonende bij de Blauwpoort (1667), begraven Dordrecht (Grote Kerk) 14 aug. 1732 (Geertruij van der Hulck, weduwe van Hendrik Franke, met 9 koetsen extra, laat geen kinderen na, de hoogste boete)
ONA Dordrecht inv. 133, f. 25: op 5 febr. 1656 verhuurt Hendrick Francken, koopman te Dordrecht, voor 300 gl. per jaar aan Mathew Bulwer, Engels koopman, twee zolders in zijn huis op de Nieuwe Haven, staande omtrent de Schrijversstraat.
ONA Dordrecht inv. 135, f. 439: op 10 aug. 1656 testeert Dirck [Aeldersz.] de Veer. Hij bevestigt het testament, dat hij heeft gemaakt met zijn vrouw Cristina Bunne, voor zover het niet strijdig is met het hiernavolgende. Hij legateert, indien hij zonder kinderen na te laten komt te overlijden of indien zijn toekomstige kinderen voor hun mondigheid of huwelijk komen te overlijden, aan zijn erfgenamen ab intestato een bedrag van 5000 of. 10.000 gl. Hij wenst, dat zijn zusters Aletta en Maria de Veer, beiden getrouwd met een zoon van Jerfaes Francken, noch hun kinderen, daarvan niets zullen ontvangen, maar dat die bedragen in hun geheel zullen toekomen aan Laurens en Anna de Veer, zijn broer en zuster, met de verdere bepaling, dat indien Anna de Veer, zijn zuster, zal gaan trouwen met een zoon Jerfaes Francken, mede een zoon van Jerfaes Francken, zij niets van het genoemde legaat zal ontvangen en hetgeen zij daarvan al gekregen heeft zal moeten uitkeren aan zijn broer Laurens de Veer of bij vooroverlijden zijn nakomelingen.
ONA Dordrecht inv. 263, f. 391: op 12 nov. 1692 comp. Dirck de Veer, veertigraad van Dordrecht, zoon en mede-erfgenaam van Jan Aeldertsz. de Veer en Maria Laurensdr. van Elsloo, voor zichzelf en als executeur-testamentair en voogd over de minderjarige erfgenamen van zijn ouders, in die hoedanigheid vervangende Aletta Aeldertsdr. de Veer, weduwe van Jan Francken, alsmede het kind van Laurens Aeldertsz. de Veer en de kinderen van Anna Aeldertsdr. de Veer, bij haar verwekt door Francois Francken, koopman te Dordrecht, met Francois Francken als vader en voogd over zijn kinderen, allen erfgenamen van Jan Aeldertsz. de Veer en Maria Laurensdr. van Elsloo, enerzijds en Geertruijt van der Hulck, weduwe van Hendrick Francken, die eerder gehuwd was met Maria Aeldertsdr. de Veer, die een dochter was van Jan Aeldertsz. de Veer en Maria Laurensdr. van Elsloo, Adriana van der Hulck, weduwe van Gerardt Francken, burgemeester van Dordrecht, voor zichzelf en tevens vervangende Gerard Sam, koopman te Amsterdam, Arent Schulder, als man van Belia Sam en Goossen Tips, als man van Elisabeth Sam, allen kinderen van Belia Francken, bij haar verwekt door Jacob Sam, Jan Francken, zoon van Jan Francken, Henricus Francken, predikant te Dordrecht, als executeur-testamentair en voogd over de minderjarige erfgenamen van Henricus Francken, Hendrik van Rijnen, koopman te Dordrecht, als man van Aletta Francken, ds. Theodorus van den Bosch, predikant te Heinenoord, als man van Elisabeth Francken, voor zichzelf en tevens vervangende Anthonij van Lith, als man van Maria Francken, en Hendrik Francken, allen kinderen van Jan Francken, anderzijds. De comparanten verklaren, dat tussen hen kwestie was ontstaan wegens het feit, dat Hendrick Francken en Maria Aeldertsdr. de Veer, zijn eerste vrouw, elkaar bij testament, gepasseerd voor de Dordtse notaris A. van Neten, elkaar tot erfgenaam hebben benoemd, op voorwaarde, dat, indien de eerststervende van hen beiden zou komen te overlijden zonder kinderen na te laten, de langstlevende gehouden zou zijn aan de ouders, indien dan nog in leven waren, uit te keren een bedrag van 1000 gl. Dat testament is door het overlijden van Maria Aeldertsdr. de Veer in 1658 bevestigd, nadat zij ongeveer 3 jaar en 8 maanden in de echtelijke staat met Hendrick Francken heeft geleefd zonder kinderen na te laten, terwijl haar ouders nog in leven waren, aan wie Hendrick Francken niet alleen voornoemde 1000 gl. heeft uitgekeerd, maar aan hen ook nog heeft overgedragen alle kleren van zijn overleden vrouw, welke door hem werden geschat minstens 1000 gl. waard te zijn, waarvan afgetrokken zouden moeten worden de doodschulden, waarvan haar erfgenamen een derde zouden bij te dragen hebben. Hendrick beweert daarmee de legitieme portie van zijn schoonouders te hebben voldaan. De comparanten ter ener zijde beweren daarentegen, dat de genoemde kleren nog geen 200 gl. waard zijn. Waarna zij, als erfgenamen van Jan Aeldertsz. de Veer en Maria Laurensdr. van Elsloo na hun overlijden in 1678 door een rekwest aan het Gerecht van Dordrecht hebben verzocht, dat Hendrick Francken ertoe zou worden veroordeeeld aan hen te leveren behoorlijke staat en inventaris van de goederen, die zijn nagelaten door zijn vrouw zaliger, Maria Laurensdr. van Elsloo. Daardoor zij langdurige procedures ontstaan, waarna het Gerecht van Dordrecht bij hun vonnis van 23 dec. 1681 de tweede comparanten ertoe heeft veroordeeld tot leveren van genoemde staat en inventaris om daaruit aan de eerste comparanten hun erfportie te voldoen met 4 % interest sedert het overlijden van Maria Aeldertsdr. de Veer, alsmede tot het betalen van de kosten van het proces. De tweede comparanten beweren, dat zij overeenkomstig dat vonnis aan de eerste comparanten genoemde inventaris hebben geleverd en daarmee aan het genoemde vonnis hebben voldaan , te meer daar zij in 1692 ook aan hen hebben verleend inzicht in de boeken van de "gemene koopmanschap", in het bijzonder van hetgeen Hendrick Francken aanging. Alzo partijen het niet eens konden worden over de begroting van de boedel van Hendrick Francken ten tijde van het overlijden van zijn vrouw en dat eerste comparanten beweerden, dat de inventaris onvolledig was en dat zij de bezittingen van Hendrick Francken begroten op 24.000 gl., afgezien van de huisraad, waartegen de tweede comparanten beweerden, dat de boedel, overeenkomstig de genoemde boeken op verre na niet 24.000 gl. kon bedragen en dat de huisraad van zeer geringe waarde was, waren zij niettemin bereid de kwestie aan de arbitrage van Arent Muijs van Holij, oud-burgemeester van Dordrecht, en Huijbert van de Graeff voor te leggen.
ONA Dordrecht inv. 263, f. 54: op 9 okt. 1693 hebben in voorgaande akte genoemde arbiters uitspraak gedaan over voornoemde kwestie en daarmee zijn Geertruijt van der Hulk, weduwe van Hendrick Francken en diens erfgenamen gehouden aan Dirck de Veer en Franchois Francken en degenen, die het verder zal mogen aangaan, te voldoen een somma van 4075 gl., welke laatstgenoemden totnogtoe in gebreke zijn gebleven in ontvangst te nemen.
ONA Dordrecht inv. 263, f. 56: op 19 nov. 1693 verlenen Geertruijt van der Hulck, weduwe van Hendrik Francken, die eerder getrouwd is geweest met Maria Aeldertsdr. de Veer, Adriana van der Hulck, weduwe van Gerard Francken, burgemeester van Dordrecht, en ds. Henricus Francken, predikant te Dordrecht, als executeur-testateur en voogd over de mede-erfgenamen van Hendrick Francken, voor zichzelf en tevens vervangende de kinderen van Jan Francken, die van Jerefaes Francken en die van Belia Francken, verwekt door Jacob Sam, allen erfgenamen van Hendrick Francken, procuratie aan George Rosenboom, procureur van de Hoge Raad en het Provinciale Hof van Holland, om voor hen waar te nemen het proces, dat zij hebben tegen Dirck Aeldertsz. de Veer en Franchois Francken c.s., erfgenamen van Jan Aeldertsz. de Veer en Maria Laurensdr. van Elsloo en mede-erfgename van voornoeme Maria Aeldertsdr. de Veer, hun dochter.
d. Jerefaes Francken, geboren naar schatting ca. 1630, trouwde NG Dordrecht 8 aug. 1660 Emma van der Kemp
ONA Dordrecht inv. 139, f. 620: op 16 dec. 1660 testeren Jerfaes Francken de jonge en zijn vrouw Emmerentie van der Kemp. Zij benoemen de langstlevende van hen beiden tot erfgenaam en voogd, op voorwaarde, dat die langstlevende hun kinderen zal onderhouden tot hun mondigheid of huwelijk en hun bij het aangaan van hun huwelijk onder hen allen een bedrag van 5000 gl. zal uitkeren. Indie zij zonder kinderen na te laten komen te overlijden, zal de langstlevende gehouden zijn aan de erfgenamen van de eerststervende van hen beiden onder hen allen een bedrag van 1000 gl. uit te reiken.
ONA Dordrecht inv. 206, f. 4: op 19 jan. 1665 verklaren Gerard Francken, Johan Stricken van Scharlaeken, Dirck de Veer en Jervaes Francken de jonge, kooplieden te Dordrecht, eigenaars van de zoutketen, staande aan de oostzijde van Zwijndrecht, dat aan hen bekend is geworden, dat in jan. 1664 in één der zoutketen aan de westzijde van Zwijndrecht een grote brand is ontstaan, die "door velen menschen hulpe is geslist, om welcke brant te blussen, merckelijcke oncosten, soo ter zaecke van gebruijck van zeijlen, overbrengen van brantemmers, mitsgaders moeijten in de assistentie van persoonen als andersints, bedragende 308:4 ... sijn gevalle", die eigenaars van de westelijke zoutketen aangenomen hebben gezamenlijk te betalen. De comparanten verklaren, dat, indien er brand zal ontstaan in hun, oostelijke, zoutketen, zij de kosten van het blussen van de brand samen zullen dragen.
ONA Dordrecht inv. 208, f. 99: op 5 juni 1668 verlenen Gijsbert van der Kemp, voor zichzelf en Matijs Paus, als voogd over Aertge van der Kemp, elk voor 3/8 part, en Dorothea van der Kemp, de vrouw van Jan Francken, en Jervaes Francken, de man van Emmichen van der Kemp, elk voor 1/8 part eigenaar van het huis "het Gulden Hooft", staande tussen het huis van Cornelis Smack en de Pelserstraat, procuratie aan Jan Gijsbertsz. van der Kemp, resp. hun vader en schoonvader, om op interest op te nemen een bedrag van 1600 gl., verbindende het voornoemde huis.
ONA Dordrecht inv. 211, f. 283: op 19 sept. 1671 verklaart Jerefaes Francken, koopman te Dordrecht, als voogd van Aertge en Gijsbert van der Kemp, kinderen van Jan Gijsbertsz. van der Kemp, ontvangen te hebben van Jan Francken, koopman te Tiel, een somma van 1200 gl., die Jan Francken, "in voldoeninge van tgene denselven Jan Francken per sloth van rekeninge bij hem over coopmanschappe in compagnie met ... Jan Gijsbertsz. van der Kemp alleenich gehadt, aenden selven Jan van der Kemp was verschult".
Kinderen (allen NG gedoopt in Dordrecht):
d-1. Jerves Francken, 5 okt. 1661, wonende te Grave
d-2. Hendrickjen Francken, 23 sept. 1663, trouwde Gerrit Sam, wonende te Amsterdam
d-3. Joannes Francken, 7 febr. 1667, luitenant op een Nederlands oorlogsschip (ONA Dordrecht inv. 264, f. 77)
d-4. Elisabeth, 17 juli 1669
e. Gerard Francken, burgemeester van Dordrecht, trouwde Adriana van der Hulck
Kinderen (allen NG gedoopt in Dordrecht):
e-1. Elisabeth Francken, 11 febr. 1661, trouwde 1e Matthijs van der Burch, 2e Mattheus van den Broucke
ONA Dordrecht inv. 119, f. 419: op 2 mrt. 1693 verleent Elisabeth Francken, weduwe van Mathijs van der Burch, heer van Toldijk, vroedschap van Dordrecht en bewindhebber van de VOC (Kamer Amsterdam) procuratie aan F. Beudt, notaris in Dordrecht, om te compareren voor het gerecht van Toldijk onder Sliedrecht, en daar te transporteren aan Cornelia Imants, echtgenote van de heer Aerskijne, heer van Giessendam, of degene die zij als koper aanwijzen zal, een woning, genaamd "den Engel" met ongeveer 26 morgen 530 roeden land, gelegen onder Sliedrecht in de ambachtsheerlijkheid Niemandsvriend of Toldijk.
e-2. Gillis Francken, 21 juli 1662
e-3. Jerwis, 1 okt. 1664, jong overleden
e-4. Johannes Francken, 7 mei 1666
e-5. Geridt Francken, 27 aug. 1670
II. Johan (Jan) Francken Jerefaesz., geboren naar schatting ca. 1625, houtkoper in Dordrecht, trouwde NG Dordrecht 18 mei 1649 Aeltje (Aletta) Aeldersdr. de Veer, gedoopt NG Dordrecht aug. 1625, dochter van Jan Aeldersz. de Veer en Maijken Lenssen (Laurensdr.) van Elsloo
ONA Dordrecht inv, 63, f. 389v: op 7 febr. 1661 benoemen Johannes Francken en Aletta Aeldertsdr. de Veer, echtelieden en burgers van Dordrecht, de langstlevende van hen beiden tot voogd over hun minderjarige kinderen.
ONA Dordrecht inv, 206, f. 225: op 16 nov. 1666 verkoopt Johan Francken, koopman en burger van Dordrecht, voor 1050 gl. aan Jaques Legender, koopman te Duinkerken, een harkerschip.
ONA Dordrecht inv. 319, f. 145v: op 25 nov. 1670 comp. Jan Francken, koopman te Dordrecht, aan wie zijn schoonmoeder, Maria Lenssen, bij testament heeft gemaakt, samen met Anna Aelders de Veer, elk een zoutpan, één van de vijf, die zij bezat in een keet in Zwijndrecht, staande aan de oostzijde tegenover de stad Dordrecht. Iedere pan wordt geschat 4000 gl. waard te zijn. Jan Francken verklaart, dat hij de pan overlaat aan Francoijs Francken, koopman en burger van Dordrecht, die in ondertrouw is met Anna Aelders de Veer. Francoijs belooft hem daarvoor te betalen bovenop genoemde 4000 gl. een bedrag van 1200 gl.
ONA Dordrecht inv. 123, f. 257: op 1 aug. 1671 heeft notaris G. De Jager de jonge zich op verzoek van Jacob Schapeling vervoegd bij het huis van Aletta Aeldersdr. de Veer, weduwe van Jan Francken, houtkoper te Dordrecht, en namens Schapeling geprotesteerd van het niet nakomen van het contract, dat is aangegaan tussen Schapeling en Jan Francken op 7 mei 671, aangaande de leverantie van een aanzienlijke hoeveelheid hout, benodigd voor het maken van een nieuwe sluis bij Oostende. De weduwe antwoordt daarop, dat zij zich erover zal beraden.
ONA Dordrecht inv. 264, f. 101: op 4 okt. 1696 comp. ds. Theodorus van den Bosch, [predikant te Heinenoord], als man van Elisabeth Francken, en Aletta Francken, voor zichzelf en tevens zich sterk makende voor Helena Monseur, weduwe van kapitein Johannes Francken, en haar onmondige kinderen, alsmede voor Geerit Francken, die in het buitenland verblijft, en voor Hendrick Francken, samen kinderen van wijlen Johan Francken Jerefaesz. Zij verlenen procuratie aan Anthonij van Lidt, de man van Marija Francken Johansdr., hun zwager, om te vorderen van Geertruijt van der Hulck, weduwe van Hendrick Francken, resp. hun oom en behuwd oom, hun resp. porties in de nalatenschap van Jerfaes Francken en Elisabeth Schul, hun grootouders, die hun behuwd tante totnogtoe in bezit heeft gehad, maar die subject fideïcommis zijn geweest sedert het overlijden van hun oom, Hendrick Francken.
Kinderen (o.a.; allen NG gedoopt in Dordrecht):
a. Johannes Francken, 11 april 1653, volgt III
b. Jerefaes, 18 okt. 1655
c. Maria Francken, 14 sept. 1657, trouwde Anthonij van Lidt
d. Gerardus (Geerit) Francken, 2 april 1659
e. Henricus Francken, 2 juni 1660
f. Aletta Francken, 27 jan. 1662, ongehuwd
g. Laurentius, 30 juli 1664
h. Elisabeth Francken, 17 juli 1665, trouwde ds. Theodorus van den Bosch, predikant te Heinenoord
i. Hermannus, 26 sept. 1667
III. Johannes Francken, gedoopt NG Dordrecht 11 april 1653, trouwde NG Dordrecht 18 febr. 1675 Helena Hermansdr. Monseur
Kinderen (allen NG gedoopt in Dordrecht):
a. Aletta, 16 april 1676
b. Anna, 8 sept. 1677
c. Dirrickje, 18 sept. 1679
d. Maria, 7 juli 1683