BRAETS

Deze stamboom is overgezet naar de nieuwe omgeving(Mijn Stamboom Online), waarschijnlijk kan je deze vinden op www.andredenhaan.mijnstamboomonline.nl.
Alle wijzigingen welke op deze (oude) omgeving worden gedaan zullen niet meegenomen worden naar de nieuwe omgeving.
I. Adriaen Stevensz. (Braets), geboren naar schatting ca. 1570, zeilmaker van Dordrecht (1594, 1606), overleden naar schatting ca. 1615, trouwde 1e NG Dordrecht 20 nov./6 dec. 1594 Mariken Matthijs Mattheeusdr., van Dordrecht (1594), 2e NG Dordrecht 19 mrt./9 april 1616 Adriaenken Adriaen Willemsdr., van Dordrecht (1606), trouwde 3e NG Dordrecht 20 nov. 1616 Laurens de Gelder Cornelisz., van Breda, huistimmerman te Dordrecht, weduwnaar van 1e Neelken Simon Claesdr. van der Mijl, van Dordrecht, en van 2e Aechte Steven Cramerheijnsdr., van Dordrecht
Uit het tweede huwelijk (?):
a. Govert, (mogelijk gedoopt NG Dordrecht nov. 1608), volgt II.
b. Maria Braets Adriaensdr., van Dordrecht wonende bij de Pelserbrug (1633), trouwde NG Dordrecht 4/20 sept. 1633 Johan Abrahamsz. Palm, jongman van Dordrecht wonende bij de Pelserbrug (1633)
ORA Dordrecht inv. 1621, f. 99: op 16 okt. 1666 verkoopt Govert de With, notaris te Dordrecht, die is gemachtigd door de Kamer Juditieel van Dordrecht tot het doen van de overdracht van het huis van Abraham van de Berch, voor 3600 gl. aan Maria Braets, weduwe van Johan Palm, een huis, staande [in de Voorstraat] tussen de Ruitensteiger en het huis van [naam niet vermeld].
25 juli 1669: verkoopt Adriaen Braets, zoon en enige erfgenaam van Hester de Vreede, eerst weduwe van Govert Adriaensz. Braets en laatst vrouw van Govert van Bergen, voor 6050 gl. aan Adam van Thiel, burger van Dordrecht, een huis in de Voorstraat omtrent de Pelserbrug, met de zeepziederij, genaamd "de Drije Aschtonnen", staande tussen het huis van Cornelis Dirxsz. van Oosterwijck en dat van Jochum Cornelisz. van Santschel. Comp. mede Johannes van Ravesteijn, koopman en burger van Dordrecht, als man van Margreta Palms, voor zichzelf en tevens vervangende mr. Abraham Palm, zijn zwager, kinderen en erfgenamen van Maria Braets, weduwe van Johan Palm, en verkoopt aan Adam van Thiel voor 150 gl. de helft in een huisje, staande achter het voornoemde huis tegenover de gracht tussen het huis van Cornelis van Eijssel oud-thesaurier en de uitgang van het voornoemde huis. (ORA Dordrecht inv. 1622, f. 117v)
II. Govert Adriaensz. Braets, geboren naar schatting ca. 1610, jongman van Dordrecht wonende bij de Pelserbrug (1636) trouwde NG Dordrecht 31 aug. 1636 (ondertrouw, per schrijven van Amsterdam) Hester de Vroede, jonge dochter wonende te Amsterdam (1636), weduwe van Govert Braets, van Amsterdam, wonende bij de Pelserbrug (1659), trouwde 2e NG Dordrecht 14 dec. 1659 (ondertrouw) Govert van Berghen, weduwnaar van Rotterdam wonende bij de Tolbrug te Dordrecht (1659)
- 9 juli 1633: compareren voor schepenen van Dordrecht de weesmeesters van Dordrecht t.b.v. Arijen en Lijsbeth Pieters, Theunis Arijensz. huistimmerman, als man van Anneken Pieters, voor zichzelf en voor Jan Pieters, Marijke Pieters, weduwe van Willem Thomas, Geretke Pieters. Wouter de Gelder vanwege oud-burgemeester van Dordrecht Cornelis van Beveren Jacobsz. namens Jacop Pieters, Jan Aertsz. schipper, als man van Jenneke Thomas, weduwe van Thonis Pieters, samen eigenaren van het na te noemen huis voor 21 32e delen, de weesvaders voor 3 delen en Jacob Dircx schiptimmerman voor 2 delen samen in één 32e deel, Govert Adriaensz. Braets vanwege Adriaentje Adriaens, weduwe van Laurens van Gelder, en Govert Rochus samen voor zes 32e delen, en heer Jop Daniëlsz. van Slingerlant met procuratie dd 20 jan. 1633 van Gerrit Wiggers Duijsentdaelders te Amsterdam voor vier 32e delen. Comparanten verkopen aan Jan Jansen een huis in de Nieuwstraat, staande tussen het huis van Hendrick Barents blauwverver en dat van Marijke Huijberts. (ORA Dordrecht inv. 769, f. 103v)
DTB Dordrecht inv. 56 (klapper op de graven in Grote Kerk, z.j.), f. 4v: nr. 53: Hester de Vroede, weduwe van Govert Ariensz. Braet, gekocht 30 aug. 1658, nu Hendrik Terwen, als man van de weduwe van Adriaen Braets, "daer leijt een sercken op".
ORA Dordrecht 1622, f. 117v: op 25 juli 1669 verkoopt Adriaen Braets, zoon en enige erfgenaam van Hester de Vreede, eerst weduwe van Govert Adriaensz. Braets en laatst echtgenote van Govert van Bergen, voor 6050 gl. aan Adam van Thiel, burger van Dordrecht, een huis in de Voorstraat omtrent de Pelserbrug, met zeperij en andere toebehoren, vanouds genaamd "de Drije Aschtonnen", staande tussen het huis van Cornelis van Oosterwijck en het huis van Jochum Cornelisz. van Santschel.
Kind:
a. Adriaen (Arien), volgt III
III. Adriaen (Arien) Braets, gedoopt NG Dordrecht juni 1638, jongman van Dordrecht wonende omtrent de Beurs (1662), trouwde NG Dordrecht 20 aug./5 sept. 1662 Maria van de Graeff Jacobsdr., gedoopt NG Dordrecht 22 febr. 1643, jonge dochter van Dordrecht wonende omtrent de Pelserbrug (1662), begraven Dordrecht (Grote Kerk) 3 okt. 1702 (Maria van de Graaff, vrouw van Hendrik Terwen, het huis met rouw behangen, zeven sleepmantels), trouwde 2e Dordrecht 9 april 1684 Hendrick Terwen, zoon van Jaques Terwen en Jannetje Cornelisdr. Maria van de Graeff was een dochter van Jacob (Bastiaensz.) van de Graeff en Elisabeth van Drunen
Adriaen Braets, geportretteerd door Samuel van Hoogstraten, detail van het schilderij De Waardijns van de Munt van Holland (1674)
ORA Dordrecht inv. 1620, f. 29v: op 8 mei 1663 verkoopt Maeijke Marcus, weduwe van Gerrit Passchiersz., burger van Dordrecht, voor 585 gl. aan Adriaen Braets, koopman en burger van Dordrecht, een huis aan de Vest, staande tussen het huis van Stijntje Lamberts of haar erfgenamen en de gang van het huis, waar uithangt "het Butterhuijs".
ORA Dordrecht inv. 1620, f. 31: op 8 mei 1663 verkopen Willem Palm, lakenkoper en burger van Dordrecht, voor zichzelf en als procuratie hebbende van kapitein Johan Palm. Dirck Palm, Adriaen van Wijngaerden, als man van Aechtge Palms, Jacob Lambertsz. van der Radt koopman, als man van Petronella Palm, en Doreta Palm, voor zichzelf en tevens vervangende Francois Palm, en nog voornoemde Johan Palm als voogd over de kinderen van wijlen Anna Palm, samen kinderen en kindskinderen en erfgenamen van Aertke Wijcken, weduwe van Willem Jansz. Palm, voor 6000 gl. aan Adriaen Braets een huis omtrent de Vuilpoort, staande tussen het huis van de weduwe van Adriaen Spering en het huis van verkoper, waar nu uithangt "het Claverbladt".
ORA Dordrecht inv. 1622, f. 35v: op 29 mei 1668 verkopen Vector Jacobs, als man van Marike Dircx en Jan Dircxe Schouten, kinderen en erfgenamen van Dirck Jansz., aan Adriaen Braets, koopman en burger van Dordrecht, een huis buiten de Sluispoort op de hoek van het Willigenbos, staande tussen het huis van Willem Saeijer en het haventje.
ORA Dordrecht inv. 1622, f. 50: op 18 juli 1668 verkoopt Adriaen Braets, als boekhouder van de NG diaconie te Dordrecht, voor 555 gl. aan Jacobus van de Mandele, burger van Dordrecht, een huis in de Doelstraat, staande tussen het huis van Jan Glas en dat Israël Couvijn.
ORA Dordrecht inv. 1622, f. 84v: op 16 jan. 1669 verkoopt Adriaen Braets, als boekhouder van de NG diaconie te Dordrecht, voor 180 gl. aan Lijsbeth Thomasdr. Chaddelis, weduwe van Willem Pietersz. van Alssem, een huis in het Riedijkstraatje, staande tussen het huis van Jan Jansz. van Evelingen en dat van Abraham Hartman.
23 mrt. 1669: Abraham Stoop en mr. Jacob van Meeuwen, als testamentaire voogden over de weeskinderen van wijlen Johan Stricken van Scharlaecken, verhuren voor 450 gl. per jaar aan Johan Goossensz. Erckelens en Adriaen Braets, kooplieden en burgers van Dordrecht, twee zoutpannen met "dennen selhuijsen", turfhoek en andere toebehoren, zijnde een vierde part in acht zoutpannen, gelegen aan de westelijke zoutketen onder Zwijndrecht, gemeen met mr. Pieter Brantwijck van Blocklandt en de voornoemde huurders. (ONA Dordrecht inv. 182, akte 156)
25 juli 1669: verkoopt Adriaen Braets, zoon en enige erfgenaam van Hester de Vreede, eerst weduwe van Govert Adriaensz. Braets en laatst vrouw van Govert van Bergen, voor 6050 gl. aan Adam van Thiel, burger van Dordrecht, een huis in de Voorstraat omtrent de Pelserbrug, met de zeepziederij, genaamd "de Drije Aschtonnen", staande tussen het huis van Cornelis Dirxsz. van Oosterwijck en dat van Jochum Cornelisz. van Santschel. Comp. mede Johannes van Ravesteijn, koopman en burger van Dordrecht, als man van Margreta Palms, voor zichzelf en tevens vervangende mr. Abraham Palm, zijn zwager, kinderen en erfgenamen van Maria Braets, weduwe van Johan Palm, en verkoopt aan Adam van Thiel voor 150 gl. de helft in een huisje, staande achter het voornoemde huis tegenover de gracht tussen het huis van Cornelis van Eijssel oud-thesaurier en de uitgang van het voornoemde huis. (ORA Dordrecht inv. 1622, f. 117v)
14 aug. 1698: de burgemeesters en kerkmeesters van Dordrecht verkopen aan Maria van de Graef, echtgenote van Hendrick Terwe, koopman te Dordrecht, een graf in de Grote Kerk, met de oostzijde aan het graf van Goose Beerdts, aan de zuidzijde lege grond, aan de westzijde van Cornelis van Casteren en aan de noordzijde van Leendert de Voocht, lang 8 voet en breed 8 1/2 voet, met de muren, nevens een kleine ingang aan de oostzijde, genummerd D 8 en 9. Voorwaarde is, dat Maria van de Graef en haar erven eens in de 15 jaar het graf zullen laten openen en daarvoor zullen betalen de gerechtigheid, die daarop staat. Bij in gebreke blijven daarvan zal het graf weer vervallen aan de kerk. (Erfgoedcentrum DiEP, archief 125, inv. 301)
Portretten van Adriaen Braets en Maria van de Graeff, door Jacobus Leveck (1664).
ORA Dordrecht inv. 1649, f. 3 e..v.: op 16 jan. 1720 compareert voor het Gerecht van Dordrecht mr. Jacob van de Graaff, raad en vroedschap van Dordrecht, als procuratie hebbende van Sebastiaan van de Graeff, ontvanger van de konvooien en licenten te Dordrecht, voor zichzelf en als voogd over de erfgenamen van Agnieta van de Graaff, Jacoba van de Graaff, weduwe van Adriaan van de Graaff, achtraad van Dordrecht, Susanna Terwen, weduwe van Jacob Braats, koopman te Dordrecht, mr. Sebastiaan en Francois Braats, erfgenamen van Maria van de Graaff, kooplieden resp. advocaat te Dordrecht, en mr. Hugo Eelbo, raad en rentmeester-generaal van Zuid-Holland en oud-burgemeester van Dordrecht, als man van Rosetta Oudemans, allen wonende te Dordrecht. De comparant in zijn genoemde hoedanigheid verkoopt voor 157 gl. 10 st. aan Jacoba van de Graaff, weduwe van Adriaan van de Graaff, drie vierde parten van een pakhuis met zolder in de Kleine Spuistraat, genaamd "den Swarten Arent", staande tussen het huis van mr. Pompejus de Roovere, raadsheer in Hoge Raad van Holland, en het huis, dat wordt bewoond door Lodewijk van Loon. Het resterende vierde part behoort toe aan de koopster.
Kinderen:
a. Hester Braets, gedoopt NG Dordrecht 15 juni 1663, jonge dochter van Dordrecht wonende bij de Vuilpoort (1682), trouwde NG Dordrecht 6/22 sept. 1682 Willem Oudeman, gedoopt NG Dordrecht 22 april 1652, jongman van Dordrecht wonende bij de Beurs (1682), zoon van Willem Willemsz. Oudeman en Rooksje Beljaert
Kind:
a-1. Rosetta Oudeman(s), gedoopt NG Dordrecht 31 okt. 1683, trouwde Hugo Eelbo
b. Jacob Braats, gedoopt NG Dordrecht 10 nov. 1664, volgt IV
c. Govert Braets, gedoopt NG Dordrecht 19 dec. 1666, jongman van Dordrecht (1711), wijnkoper, trouwde Gerecht/NG Dordrecht 26 april/22 mei 1711 (de bruidegom geassisteerd met mr. Hugo Eelbo, regerend burgemeester van Dordrecht, zijn neef, de bruid met Jacoba van de Graaff, weduwe van Adriaan van de Graeff, haar moeder) Jacoba Maria van de Graeff, jonge dochter van Dordrecht (1711)
- 20 april 1711: huwelijkse voorwaarden tussen Govert Braats, achtraad te Dordrecht, meerderjarig jongman, enerzijds, en Jacoba Maria van de Graaff, jonge juffrouw, geassisteerd met haar moeder Jacoba van de Graaff, weduwe van mr. Adriaan van de Graaff, in zijn leven veertigraad en president van het Watergerecht te Dordrecht, anderzijds. Er zal geen gemeenschap van goederen zijn. Als de aanstaande bruidegom als eerste komt te overlijden, zal de aanstaande bruid uit zijn na te alten goederen een somma van 12.000 gl. ontvangen, en als zij de eerststervende van hen beiden zal zijn, krijgt hij uit haar goederen een bedrag van 6000 gl. (RA Dordrecht, archief 1074, inv. 162)
- 26 mei 1723: testeert voor notaris B. van Gelsdorp Govert Braats, lid van de Oudraad te Dordrecht. Hij herroept het testament, dat hij heeft gemaakt met zijn vrouw, Jacoba Maria van de Graaff, op 8 juni 1713 en het testament, dat hij heeft gepasseerd voor notaris E. Venlo te Dordrecht op 16 jan. 1719, maar bevestigt de huwelijkse voorwaarden van 20 april 1711. Hij legateert aan zijn vrouw, Jacoba Maria van de Graaff, al hun huisraad, linnen, juwelen, goud en zilver, en het vruchtgebruik van al zijn overige na te laten goederen. Als zij na zijn overlijden gaat hertrouwen, krijgt zij het vruchtgebruik van slechts de helft van die goederen. De eigendom van de wederhelft ervan zal toekomen aan hun kinderen, wanneer zij mondig worden of gaan trouwen. Als zijn vrouw niet gaat hertrouwen, moet zij aan de kinderen bij hun mondigheid of huwelijk "onder hen allen" een somma van 40.000 gl. uitkeren. Hij benoemt tot voogden over zijn minderjarige erfgenamen zijn vrouw, zijn broer mr. Sebastiaen Braats, en zijn zwagers Jacob Stoop en Jacob van de Graaff Adriaansz., lid van de Oudraad te Dordrecht. De testateur wil niet, "om groote redenen hem daartoe moverende", dat zijn schoonmoeder, Jacoba van de Graaff, "oijt int minste sal mogen hebben eenige bewint van sijn ... naarlatenschap". (RA Dordrecht, archief 1074, inv. 164)
- 29 mei 1723 (codicil bij het testament van 26 mei 1723): Govert Braats bevestigt het testament van 26 mei 1723, voor zover niet strijdig met het navolgende codicil. Hij legateert aan zijn vrouw zijn woning in Wieldrecht met de landerijen daartoe behorende, samen groot 27 morgen en 178 roeden, welke zij verpacht aan Neeltje Leendertsdr. Viskil. Na het overlijden van zijn vrouw moet dit legaat vererven op hun kinderen. Wanneer de testateur kinderloos komt te overlijden, zal zijn vrouw van het legaat naar haar goeddunken mogen "disponeren", maar wanneer zij na zijn overlijden gaat hertrouwen zal zij alleen het vruchtgebruik ervan krijgen. (RA Dordrecht, archief 1074, inv. 164)
- 4 juni 1723 (codicil bij het testament van 26 mei 1723): "Alsoo mij ondergesz. Govert Braats is ter ooren gecomen dat mijnen broeder mr. Sebastiaen Braats, dewelcke ick tot mede vooght in mijnen voorsz. testamente over mijne minderjarige nae te latene kint of kinderen hadde aengestelt, geen vooght wil sijn, ... en ick ondergesz. geen displaisier oft misnoegen aenden selve mijnen broeder wil geven, soo verclaare ick ondergesz. ... mijnen broeder vande voorsz. vooghdije bij desen te ontslaan ... Verders wil ende begere ick ondergesz. dat nae het maacken van staat en inventaris, mijne huijsvrouw vrouwe Jacoba Maria vande Graaff niet genegen moghte wesen, mijne wijnen aenstonts int becken te vercoopen, maar deselve liever door de tijt wilde vercoopen in dier vougen ick altijts heb gedaan, sal 't selve soodanigh mogen doen als sij sal te raade werven sonder eenige tegenspraack van ijmant". (RA Dordrecht, archief 1074, inv. 164)
-3 juni 1732: compareren voor notaris H. van Wetten Jacoba van de Graaff, weduwe van mr. Adriaan van de Graaff, wonende te Dordrecht, enerzijds, en Adriaen Braets, mr. Hugo Eelbo, oud-burgemeester van Dordrecht, als echtgenoot van Rozetta Oudemans, enige nagelaten dochter van wijlen Hester Braats, weduwe van Willem Oudemans, Adriaan Braats Jacobsz., en mr. Hendrick Braats, beiden wonende te Dordrecht, enige nagelaten zoons van wijlen Jacob Braats, allen wonende te Dordrecht, anderzijds. De comparanten verklaren, dat Govert Braats zijn testament en codicillen "metterdood heeft geconfirmeerd", nalatende zijn vrouw Jacoba Maria van de Graaff en twee minderjarige zoons, genaamd Adriaan en Jacob Braats, dat zijn vrouw de wijnhandel van haar man heeft voortgezet, op zulke wijze als hij gewoon was te doen, dat het jongste kind, Jacob Braats, sedertdien op de leeftijd van vijf jaar is overleden, dat Jacoba Maria van de Graaff in 1730 eveneens is overleden, dat de voogden van de overgebleven zoon, Adriaen Braets Govertsz., daarna de wijnhandel van zijn ouders hebben voortgezet, en dat Adriaen in februari 1732, vóór het bereiken van zijn mondigheid, ook is overleden. In zijn testament, gepasseerd voor notaris G. Verveer te Dordrecht op 18 jan. 1732, heeft hij aan zijn oom, mr. Jacob van de Graaff, gelegateerd een woning en ca. 42 morgen land in Wieldrecht, en heeft hij zijn grootmoeder, de eerste comparante, benoemd tot erfgename van al zijn overige na te laten goederen. De eerste comparante, als erfgename van haar kleinzoon, en de heren tweede comparanten, als erfgenamen ab intestato van Govert Braats, resp. hun broer en oom, zijn genegen diens nalatenschap en die van zijn zoon onderling te verdelen. Er zijn echter geschillen gerezen over de vraag aan wie wat toekomt. Om eventuele processen daaruit voortkomende te vermijden, zijn de beide partijen tot een overeenkomst gekomen. Die houdt in, dat Jacoba van de Graaff de volledige nalatenschap van Govert Braats zal behouden, maar dat zij zal moeten royeren zodanige posten als Govert Braat in zijn boeken heeft gebracht wegens leverantie van wijnen en andere goederen ten laste van Adriaen, Sebastiaen, en Francois Braats, en Hester Braats, weduwe van Willem Oudeman, zonder daarvoor enigerlei betaling te mogen eisen, en dat zij voorts aan de tweede comparanten zal voldoen een somma 87.000 gl., bestaande uit de hierna te noemen effecten, op voorwaarde, dat de tweede comparanten tot hunnen laste nemen het collateraal van die effecten.
De over te dragen goederen omvatten o.a.:
1. 24 morgen 280 roeden land in Wieldrecht, de eerste en negende kavel in het zesde pand, belend oost de Dwarsweg, noord de Reeweg, west en zuid de Kil, voor 15.657 gl. 10 st. 8 penn.
2. een boerderij daarbij, staande op de Zuidendijk omtrent Smitshoek, voor 1200 gl.
3. acht morgen 140 roeden land in de "dijckagie" van Oud-Beijerland op grond van Moerkerken, belend oost Stoutgensdijk, west het "Gescheijdt van Egmond en Moerkerken", (overige belendingen niet vermeld), voor 2675 gl. 16 st., 12 penn.
4. de helft van 4 morgen 70 roeden land in het Volgerland van Oud-Beijerland, belend oost de heer Van de Nesse, west de erfgenamen van Steven Snoek, zuid de dijk en noord de Volgerlandse Weg, voor 411 g. 13 st. 8 penn.
5. een aantal lijfrenten en hypotheekbrieven, w.o. 400 ponden lijfrente op Engeland, t.w. 200 ponden op Govert Braats en 200 ponden op Francois Braats, samen voor 7572 gl.
6. een huisje in de Pelserstraat te Dordrecht, staande naast het pakhuis van Pieter Dormaele, voor 400 gl.
7. een pakhuis op de Kalkhaven te Dordrecht, staande tussen het huis van de weduwe Braats en het huis, genaamd "Terwacker" [Tarwe-akker] , voor 2000 gl.
8. een pakhuis, genaamd "de Graaff" op het Eiland binnen Dordrecht, staande tussen het pakhuis van Adriaen Braets Jacobsz. en het huis van de weduwe Van der Putten, voor 6000 gl.
9. een aantal obligaties,
samen met de hierboven genoemde en andere effecten bedragende in totaal 87.000 gl.
(RA Dordrecht, archief 1074, inv. 166)
Grote Kerk Dordrecht 5 okt. 1730: Jacoba Maria van de Graaff, weduwe van Govert Braats, in zijn leven lid van de Oudraad, op de Wolwevershaven, laat één zoon na, met tien koetsen extra, een wapenbord en twee paar slepen, de hoogste boete
Kinderen (o.a.):
c-1. Adriaen Braets, gedoopt NG Dordrecht 29 april 1716, begraven Dordrecht (Grote Kerk) 26 febr. 1732 (Adriaan Braets, zoon van wijlen Govert Braats, moeder is ook overleden, op de Wolwevershaven, met een wapenbord en tien koetsen extra, de grote boete)
c-2. Jacob Braets, gedoopt NG Dordrecht 28 juni 1720, jong overleden
d. Adriaen Braats, gedoopt NG Dordrecht 27 jan. 1669
e. mr. Sebastiaen Braets, gedoopt NG Dordrecht 16 okt. 1670
f. Francois Braats, gedoopt NG Dordrecht 9 dec. 1674
IV. Jacob Braets, gedoopt NG Dordrecht 10 nov. 1664, jongman van Dordrecht (1688), begraven Dordrecht (Grote Kerk) 25 april 1705 (Jacob Braats, bij de Pelserbrug, het huis met rouw behangen, met 6 sleepmantels), trouwde NG Dordrecht 10 dec. 1688 (ondertrouw) Susanna Terwen, geboren te Dordrecht naar schatting ca. 1665, jonge dochter van Dordrecht wonende in de Voorstraat bij de Pelserbrug (1688), begraven Dordrecht (Grote Kerk) 7 dec. 1757 (Zussanna Terwen, weduwe van Jacob Braats, laat kinderen na, met tien koetsen extra, de grote boete)
Archief NH gemeente Dordrecht, inv. 9, f. 250, acta van de NG kerkenraad dd 24 mrt. 1689: "D. collega van Giffen [David Flud van Giffen, NG predikant te Dordrecht 1688-juni 1701] rapporteert dat Juffr. Susanna Terwe, huijsvrouw van Sr. Jacob Braats, van Menniste ouders en opvoedinge, nu een wijle onder sijne onderwijsinge geweest sijnde, soo verre is gevordert dat Sijn Edelheid geen swarigheijd maakt om deselve tot onse gemeijnschap naa voorgaande doop te admitteren. De Ed. Vergadering verheugt haar in de sielwinninge en authoriseert sijn Edelheid om aan deselve attestatie te geven, waardoor sij tot den Christelijcken doop daar 't haar gelieven sal mogen toegelaten en vervolgens in onse gemeijnschap ingelijft werden."
ONA Dordrecht inv. 739, akte 28, f. 79 e.v.: op 18 mrt. 1711 comp. voor notaris Huijbert van Wetten Susanna Terwe, weduwe van Jacob Braats, koopman te Dordrecht en Johan van Wetten, als echtgenoot van Elisabeth van de Graaff, erfgenamen van wijlen Huijbert en Jan van de Graaff. Zij verlenen procuratie ad lites aan Abraham Oulrij, procureur voor de respectieve Hoven van Justitie van Holland, om voor hen waar te nemen zodanig proces als zij benevens Goverd Braats en Hendrick de Ruijter "saemen sijn procederende voor den Hogen Rade te sustineren" contra Cornelia Hendricks, weduwe van Jan Janse, in zijn leven schipper te Vlissingen, van wie zij beweert enige erfgenaam te zijn.
ORA Dordrecht inv. 1646, f. 115: op 17 nov. 1716 verkoopt kapitein Leendert Roos, burger van Dordrecht, voor 400 gl. aan Susanna Terwe, weduwe van Jacob Braets, een huis op de Vest, staande tussen de Ruitenstraat en het huis van Cornelis Stoel.
ONA Dordrecht inv. 690, akte 149, f. 682 e.v.: op 18 dec. 1728 comp. voor notaris B .van Gelsdorp Susanna Terwe, weduwe van Jacob Braats, wonende te Dordrecht. Zij legateert aan de NG diaconie-armen van Dordrecht een bedrag van 500 gl. Aan haar oudste zoon, Adriaen Braats, legateert zij het huis, waarin zij woont, genaamd "den Gulden Os", alsmede de behangsels die bij haar overlijden daarin bevonden zullen worden. Aan haar jongste zoon, mr. Hendrik Braats, legateert zij een woning, genaamd "Groenhoven" *, bestaande uit een heren- en een tuinmanswoning met ongeveer 40 morgen land, mitsgaders de bomen aan de wegen en de dijk, alsmede de zich in die woning bevindende meubels en andere goederen, benevens een boerenhuis, schuur en keten, alle staande in Wieldrecht, naast voornoemde woning. (Boerenhuis, schuur en keten zijn verhuurd aan een zekere Willem Block.) "Ende alsoo sij vrouwe testatrice met het overlijden van haaren man zaliger goet gedagt heeft haare negotie te doen gaan op de naam van de Weduwe Jacob Braats en Soon, oock de processen die sij vrouwe testatrice genootsaackt is, soo in Hollant als in Brabant, te moeten voeren en uijtstaande heeft, soo verclaarde de vrouwe testatrice dat alle die negotie en processen geensints hebben geconcerneert oft concerneren den gemelten haren soon, maar dat alle de voor ofte nadelen die uijt de voorsz. negotie en processen sijn voortgecomen en die nogh te waghten staan ofte betaalt souden moeten werden alle privativelijck sijn voor reeckening van haar vrouwe testatrice." Tot erfgenamen van al haar overige na te laten goederen benoemt zij haar zoons Adriaen en Hendrick Braats "ende bij soo verre een van haare twee sonen oft haar erfgenamen moghte sustineren dat sij met de taghtigh duijsent guldens en den uijtset die sij vrouwe testatrice soo voor vaderlijcke erfenisse als uijtset ten tijden van haar trouwen van haare twee soonen heeft gegeven niet vergenoeght noghte voldaan moghte sijn, en dieswegens eenige pretensiën moghte formeren, verclaarde de vrouwe testatrice dat soodanigen sustenue sal moeten werden tegen gegaan, en 't geene (buijten vermoede) de soodanige moghte werden toegewesen, uijt sijn erfportie 't geene deselve van haar vrouwe testatrice boven sijn legitime portie sal komen te erven sal moeten gerestitueert werden." Zij sluit de Weeskamer te Dordrecht uit van haar nalatenschap. Testatrice tekent met haar naam.
* "Groenhoven", een niet meer bestaand buiten aan de Kilweg in Wieldrecht, was in 1764 eigendom van J.A. Braets. Plattegrond van "Groenhoven" in W. van Wijk e.a., Dordt in de kaart gekeken [Zwolle/Dordrecht 1995], p. 137-138.
Huis "de Gulden Os" (rechts naast de ingang van de bibliotheek) aan de Groenmarkt.
ONA Dordrecht inv. 804, f. 245: op 1 okt. 1729 verleent Susanna Terwe, weduwe van Jacob Braats, wonende te Dordrecht, procuratie aan Abraham Targier, wonende te Dordrecht, om aan Anthonius Kisselius, predikant van de Lutherse gemeente te Dordrecht, te transporteren de helft van een huis achter op het Bagijnhof, staande op de hoek van de brug, tussen de brug aan de ene zijde en het huis van Jan van de Lint meester-huistimmerman aan de andere zijde.
ORA Dordrecht inv. 817, f. 205 e.v.: op 28 sept. 1734 verkoopt Huijbert van Wetten, notaris te Dordrecht, als procuratie hebbende van mr. Hugo Eelbo, regerend burgemeester van Dordrecht, Adriaen Braats Jacobsz., heer van Geervliet, Simonshaven en Biert en lid van de Oudraad te Dordrecht en mr. Hendrik Braats, heer van Spijkenisse, Brabant, Hekelingen en Vriesland en schepen in wette te Dordrecht, als executeurs van het testament van Adriaen Braats, overleden te Dordrecht, volgens procuratie gepasseerd voor notaris P. van Well te Dordrecht op 7 sept. 1734, aan Susanna Terwen, weduwe van Jacob Braats, wonende te Dordrecht, een huis in de Grotekerksbuurt, staande tussen het huis van Herbert van der Meijden, predikant te Capelle a/d IJssel en het huis van de erfgenamen van Gerard Maurits, voor 481 gl. en 15 st.
9 dec.1757: inventaris van de goederen, die zijn nagelaten door Zusanna Terwen, weduwe van Jacob Braats, gewoond hebbende en overleden te Dordrecht op 30 nov. 1757, beschreven door Pieter van Well, notaris te Dordrecht, op verzoek van mr. Philippus van den Brandeler, oud-burgemeester en oudraad van Dordrecht, mr. Johan de Witt, vrijheer van Jaarsveld en oudraad van Dordrecht, Maria Jacoba van Bockhoven, weduwe van Adriaan Braats, burgemeester en oudraad van Dordrecht, en Margarita Eelbo, weduwe van mr. Hendrik Braats, oudraad van Dordrecht, als executeurs en executrice van het testament van Zusanna Terwen en latere wilsbeschikkingen, resp. dd 10 okt. 1751, 24 sept. 1753 en 3 juli 1756, alle gepasseerd voor dezelfde notaris. De inventaris is opgemaakt te Dordrecht op 9 dec. 1757 en enige andere dagen en op aangeven van Isaac Spaan, boekhouder en zaakwaarnemer van de overledene.
Tot de nalatenschap behoren o.a.:
1. het huis genaamd "de Gulden Os", staande in de Wijnstraat op de Groenmarkt, met een stal en koetshuis daarachter, uitkomende op de Varkenmarkt, bewoond geweest door Susanna Terwen zelf, met uitzondering van drie kamertjes, boven en naast het koetshuis, waarvan het eerste verhuurd is aan Michiel Golide voor 22 gl. per jaar, het tweede aan Geertruij Ivens voor 18 gl. per jaar, en het derde aan Kaatje Schroeff voor 15 gl. per jaar.
2. het huis genaamd "den Klijnen Os", staande naast en aan de oostzijde van "de Gulden Os", verhuurd aan Pieter Herinx voor 110 gl. per jaar.
3. een huis op de Groenmarkt, staande naast en aan de westzijde van "de Gulden Os", verhuurd aan Gerrit van de Kop voor 110 gl. per jaar.
Het huis "de Gulden Os", met de daarin zijnde vier kamerbehangsels, schoorsteenstukken en losse en vaste platen, maar zonder de overige meubelen, alsmede het koetshuis en de twee belendende, kleinere huizen zullen moeten worden toebedeeld op de erfportie van de twee nagelaten kinderen van wijlen Adriaan Braats, samen voor een somma van 12.000 gl. (Erfgoedcentrum DiEP, archief 125, inv. 302)
Kinderen (allen NG gedoopt te Dordrecht):
a. Adriaen Braets Jacobsz., 18 sept. 1689, jongman van Dordrecht (1718), doet de proef en legt de eed af als munter op 13 aug. 1708, begraven Dordrecht (Grote Kerk) 28 okt. 1747 (Adriaen Braets, heer van Geervliet, Simonshaven, en Biert, raad en regerende burgemeester van Dordrecht, waardijn van de Munt van Holland, in de Wijnstraat, hoogste boete, tien koetsen extra, een wapenbord voorgedragen, laat kinderen na), trouwde Gerecht/NG Dordrecht 8/22 mei 1718 (de bruidegom geasssisteerd met zijn moeder Susanna Terwe, weduwe van Jacob Braets, de bruid met Bartholomeus van den Santheuvel, schepen en lid van de Oudraad te Dordrecht en Hendrica Stoop, haar vader en moeder) Catharina Johanna van den Santheuvel, jonge dochter van Dordrecht (1718), 2e 's-Gravenhage 26 mei 1743 (ondertrouw) Maria Jacoba van Bochoven, van 's-Gravenhage (1743), begraven Dordrecht (Grote Kerk) 22 sept. 1775
- 16 dec. 1721: Jan van Meeuwen van Heijnsberg, op dat moment verblijvende te Dordrecht, verkoopt voor 11.500 gl., te weten 8500 gl. onmiddellijk en 3000 gl. binnen twee maanden, in gevolge het vonnis van de Kamer Judicieel te Dordrecht dd 15 nov. 1721, aan Adriaan Braats Jacobsz., als man van Catarina Johanna van den Santheuvel, beiden wonende te Dordrecht, een huis op de Groenmarkt, staande tegenover de Visbrug, aan de achterzijde uitkomende op de Varkenmarkt, vanouds genaamd "den Grooten Os", met het koetshuis en de woningen daarboven, staande op de Varkenmarkt naast het pakhuisje van Jan de Roovre, met alle vrijdommen, servituten en gerechtigheden, zoals het huis en koetshuis verkocht zijn aan mr. Pieter van der Dussen, schepen in wette van Dordrecht, volgens de koopcedul, die is gepasseerd voor notaris H. van Wetten op 3 mrt. 1721. (ORA Dordrecht inv. 813, f. 131 e.v.)
ORA Dordrecht inv. 1648, f. 73v: op 15 nov. 1718 verkoopt mr. Johan van Sittert. advocaat voor het Hof van Holland, voor zichzelf en als bij procuratie door zijn broer en zwager gepasseerd op 25 juni 1718 voor notairs J. Burghart te Ter Aar, voor 1500 gl. aan Adriaan Braets Jacobsz., koopman te Dordrecht, twee "welgelegen hegte stercke" pakhuizen, staande naast elkaar in de Hoge Nieuwstraat en van achteren uitkomende op de Walevest tussen het pakhuis van de weduwe van Pauwelus van Esch en het huis van de erfgenamen van Roeland de Carpentier.
1731: Adriaan Braats koopt de heerlijkheid Geervliet, Spijkenisse met Brabant, Hekelingen, en de polder Friesland en Simonshaven met Biert van de Staten van Holland voor 67.650 gl. Later gaat deze heerlijkheid over op Ocker Gevaerts, de man van zijn dochter Hendrica Francoise Braats.
ORA Dordrecht inv. 1668, f. 32v: op 19 april 1774 verkoopt Jan Keeman, zilversmid wonende te Dordrecht, als executeur-testamentair van zijn moeder Jenneke van Spijk, weduwe van Jan Keeman, voor 1350 gl. aan Maria Jacoba van Bochoven, weduwe van Adriaan Braets, burgemeester van Dordrecht, wonende te Dordrecht, een huis in de Gravenstraat, staande tussen het koetshuis of stal van de koopster en het huis van de weduwe van ds. Van Braam.
Kinderen (ex 2):
a-1. Susanna Maria Braats, gedoopt NG Dordrecht 4 aug. 1744
a-2. Hendrica Francoise Braats, gedoopt NG Dordrecht 30 sept. 1745, [jonge dochter] van Dordrecht, wonende in Wijnstraat bij de Gravenstraat (1762), overleden 1 juni 1777, trouwde Gerecht/NG Dordrecht 20 aug. 1762 (ondertrouw; klasse 30 gl.; de bruidegom geassisteerd met zijn vader burgemeester Poulus Gevaerts, de bruid met haar moeder Maria Jacoba van Bochoven, weduwe van burgemeester Adriaan Braats) mr. Ocker Gevaerts Paulsz., jongman van Dordrecht, wonende in het Steegoversloot (1762), trouwde 2e 5 aug. 1782 Catharina Dekker
Hendrica Francoise Braats en haar man Ocker Gevaerts, door Guillaume de Spinny (1762)
"Mr. Ocker Gevaerts stamde uit een wijnkopersgeslacht dat zich aan het eind van de zestiende eeuw vanuit Antwerpen in Dordrecht vestigde en sinds het begin van de achttiende eeuw een reeks leden aan de regering van de stad Dordrecht leverde voor het ambt van schepen of burgemeester. In 1815, enige tijd na zijn overlijden, werden Ockers zoons in de adelstand verheven, net als de leden van een aantal andere patriciërsfamilies die koning Willem I daarmee aan zich wilde binden. Ocker zelf volgde een typische regentencarrière, maar koos daarbij voor de vernieuwingsgezinde partij van de patriotten. Als zodanig beleefde hij zijn finest hour in 1786, toen hij zich openlijk tegen de privileges van de stadhouder verzette en voor korte tijd een nationale beroemdheid werd.
Ockers moeder stierf enkele jaren na zijn geboorte en zijn vader, die al eerder kort getrouwd was geweest, is daarna nog tweemaal hertrouwd: in 1739 met de weduwe Suzanna Catharina Albinus (1703-1741), dochter van de Leidse hoogleraar dr. Bernardus Albinus, en in 1751 met Suzanna Adriana Beelaerts (1707-1786), weduwe van mr. Nicolaas Stoop. Een echte moeder heeft Ocker in zijn jeugd dus maar korte tijd gehad. Hij werd ingeschreven aan de universiteit Leiden en promoveerde daar op 7 juli1755 in de rechten op een dissertatie De Solutionibus (over de vormen van ontbinding van contracten en dergelijke). Na zijn huwelijk werd Ocker ambachtsheer van Geervliet, Simonshaven en Biert, als opvolger van zijn schoonvader mr. Adriaan Braets (1689-1747) die schepen en in 1747 burgemeester van Dordrecht was geweest. Al in 1754 werd Ocker ontvanger van de convooien en licenten (in- en uitvoerrechten) wegens Zeeland en na zijn promotie volgde hij de geijkte regentenloopbaan in de Dordtse en gewestelijke raden. Zo werd hij in 1757 lid van de Dordtse achtraad, in 1761 van de oudraad, was vanaf 1762 meermaals schepen, sinds 1764 enkele malen weesmeester, vanaf 1766 veertigraad en in 1783 en 1784 burgemeester van Dordrecht, tevens gedeputeerde in de Staten van Holland en West-Friesland. In 1771 werd hij bewindhebber van de Verenigde Oost-Indische Compagnie namens Dordrecht, in 1783 directeur van de Levantse Handel op de Maze en van 1791 tot 1805 was hij provoost. In 1783 werd hij lid van het Dordtse patriotse exercitiegenootschap De Vrijheid dat in dat jaar was opgericht, evenals even later zijn zoons Paulus en Johan. Ocker gold als een patriot in hart en nieren. Hij behoorde tot de voorvechters van het nieuwe, antistadhouderlijke bewind. Na de Bataafse Omwenteling van 1795 werd hij onmiddellijk lid van de Dordtse municipaliteit en in 1803 kwam hij in de raad van de stad, waaruit hij in november 1806 ontslag nam. Hij kocht in 1757 een huis aan de Wolwevershaven en bezat de buitenplaats Kilsigt of Kilzicht in Wieldrecht.
Tijdens zijn burgemeesterschap werd Ocker Gevaerts op 1 maart 1784 door de Staten-Generaal samen met de Haarlemse vroedschap Willem Anne Lestevenon van Berkenrode (1750-1830) benoemd tot gevolmachtigde om met de Oostenrijkse keizer Jozef II (1741-1790), die tevens soeverein van de Zuidelijke Nederlanden was, grenskwesties en andere geschillen te regelen. Hij bedankte daar echter voor, vermoedelijk op verzoek van zijn patriotse partijgenoten in Dordrecht die hem op dat moment als hun voorman in de stedelijke regering niet konden missen. Zijn tegenstanders namen hem dat niet in dank af. Maar zijn historische faam ontleent Ocker Gevaerts toch aan de bij uitstek symbolische daad die hij als patriot twee jaar later stelde in het gespannen klimaat van politieke tegenstellingen tussen democratisch gezinde patriotten en prinsgezinde aanhangers van stadhouder Willem V. Samen met de daadkrachtige Dordtse pensionaris Cornelis de Gijselaar (1751-1815) provoceerde hij op vrijdagmiddag 17 maart 1786 als gedeputeerde bij de Staten van Holland welbewust de verzamelde aanhangers van de stadhouder toen zij getweeën met hun koets onder de Stadhouderspoort op het Binnenhof doorreden. De doorgang van die poort gold vanouds als een ongeschreven privilege van de stadhouder en zijn familieleden, maar de Staten hadden enkele dagen tevoren besloten zelf die doorgang te gebruiken onder het argument dat dit hun soeverein en onvervreemdbaar recht was.
Gevaerts' daad, die kort te voren publiek was aangekondigd, werd als een aanslag op het gezag van de stadhouder beschouwd. Een grote menigte van opgewonden Oranjegezinden had zich onder aanvoering van het orangistische exercitiegenootschap van Den Haag op Binnen- en Buitenhof verzameld. De Gijselaar werd nu bang en wilde op het laatste moment nog omkeren om de oude weg te volgen, maar Gevaerts hield voet bij stuk. Bij hun aankomst greep de orangistische pruikenmaker en kapper François Mourant dreigend de teugels van de paarden om hen de doorgang te beletten. Volgens Gevaerts' tegenstanders zou Mourant echter juist verhinderd hebben dat de koets met de gedeputeerden onder het gedrang in de Hofvijver viel. Mourant werd direct door de drost gevangen genomen en van moordaanslag op de soevereine overheid beschuldigd. Noch de Zwitserse garde noch de ruiterij was echter tussenbeide gekomen en de veronderstelde organisatoren van de aanslag, onder wie het hoofd van het Oranjecorps, winkelier Hess, wisten te ontkomen. De verontwaardigde Staten veroordeelden Mourant onmiddellijk ter dood, maar na een smeekschrift van zijn vrouw kreeg hij op voorspraak van Gevaerts en De Gijselaar alsnog gratie.
(foto: Regionaal Archief Dordrecht)
De aanslag bracht een enorme ophef in de landelijke pers teweeg en werd in verscheidene prenten vereeuwigd. Ocker Gevaerts werd door de patriotten als een held beschouwd en in binnen- en buitenland in gedichten bezongen. Patriotse schrijvers als Adriaan Loosjes (1761-1817) en Gerrit Paape (1752-1803) trokken vergelijkingen met het treurige lot van zijn stadgenoten, de gebroeders De Witt die in 1672 evenmin door de overheid tegen het gepeupel waren beschermd. Paape vroeg nadrukkelijk om de doodstraf voor de aanvallers van Gevaerts en De Gijselaar. Paul Henri Marron (1754-1832) jubelde vanuit Parijs in een Nederlands en Latijns gedicht, door Pieter van Braam te Dordrecht gepubliceerd, dat Gevaerts en De Gijselaar 'der vadermoorderen handen ontrukt' waren en N. de Rouw Pzn schreef bij Ockers triomfantelijke terugkeer naar Dordrecht een welsprekende welkomstgroet. Ook de orangistische dichter-historicus Willem Bilderdijk (1756-1831), die vermoedelijk bij de Haagse gebeurtenissen aanwezig was, mengde zich in het koor van getuigenissen. Gerrit Paape is vermoedelijk de auteur van het treurspel Het mislukte Haagsche oproer dat even later over deze episode verscheen, terwijl Adriaan Loosjes het toneelstuk Gevaarts en Gyzelaar uitbracht. Paape deed er datzelfde jaar nog een schepje bovenop met zijn toneelstuk De Vryheid, dat als niet mis te verstane ondertitel 'Gevaerts en De Gyselaar, Maart 1786' droeg. Het is een pleidooi voor democratie en een lofzang op de vrijheid van het volk, tegen de heerszucht van de stadhouder, ideeën die door allegorische personen genaamd Vrijheid, Burgerstaat, Genootschap, Wankelhart, Afgezant van Heerschzucht, Gemeen (het volk), en Oproer ten tonele worden gebracht. In de latere historische literatuur wordt De Gijselaar vaak als eerste van de twee genoemd, mogelijk omdat hij het eerste doelwit van de aanslag was. Uit de bronnen blijkt echter duidelijk dat Gevaerts de meest doortastende van de twee was; in de teksten uit die tijd staat hij ook altijd voorop."
(https://web.archive.org/web/20141018105039/http://www.regionaalarchiefdordrecht.nl/topstuk?id=2221)
Kinderen (allen NG gedoopt in Dordrecht):
a-2-1. mr. Paulus Gevaerts van Geervliet, 23 sept. 1763, lid van de Ridderschap en van de Provinciale Staten van Holland, overleden Dordrecht 13 april 1836 (Steegoversloot C:975), trouwde Wilhelmina Cornelia van Hoorn, geboren te Vlissingen ca. 1770, overleden te Dordrecht 19 mrt. 1848 (Steegoversloot C:975), dochter van Jan Cornelis van Hoorn van Burgh en Catharina Maria Isebree
a-2-2. Adriaan Gevaerts, 19 okt. 1764
a-2-3. Maria Jacoba Gevaerts, geboren 1767
a-2-4. Adriana Alida Gevaerts, 7 juni 1769, geboren te Dordrecht, wonende in de Wijnstraat bij de Gravenstraat (1794), trouwde Gerecht/NG Dordrecht 6/21 juni 1794 (de geboden gaan in de Waalse kerk) de bruidegom met schriftelijke toestemming van zijn vader, Hugo Repelaer, lid van de Oudraad en burgemeester van Dordrecht, de bruid met toestemming van haar vader, Ocker Gevaerts) mr. Johan Repelaer, jongman geboren te Dordrecht, achtraad van Dordrecht, wonende in de Wijnstraat bij het Groothoofd (1794)
a-2-5. Margarita Hendrica Gevaerts, 6 mrt. 1771, geboren te Dordrecht wonende in de Wijnstraat (1794), trouwde Gerecht/NG Dordrecht 24 okt./10 nov. 1794 (de bruidegom geassisteerd met zijn vader, mr. Pieter Hendrik van de Wall, lid van de Oudraad en oud-burgemeester van Dordrecht, de bruid met haar vader, Ocker Gevaerts) mr. Cypriaan Gerard van de Wall, geboren te Dordrecht wonende op de Groenmarkt (1794), raad en rentmeester-generaal van Zuid-Holland
a-2-6. Johan Gevaerts, 10 febr. 1773, controleur van het buitengewoon zegel, ongehuwd, overleden Dordrecht 23 mrt. 1847 (Steegoversloot C:975)
a-2-7. Leonard Robbert Gevaerts, 9 sept. 1774
a-2-8. Cornelia Gevaerts, 22 dec. 1775, jonge dochter geboren te Dordrecht wonende in de Wijnstraat bij de Gravenstraat (1799), trouwde Gerecht/NG Dordrecht 21 juni/8 juli 1799 (de bruid geassisteerd met haar vader, Ocker Gevaerts) mr. Arnold Willem Nicolaas van Tets van Goudriaan, jongman geboren te Dordrecht wonende in de Voorstraat bij de Munt (1799)
b. Maria Braats, 14 nov. 1694, jong overleden
c. Hendrik Braats, 14 juni 1702, jongman van Dordrecht (1728), begraven Dordrecht (Grote Kerk) 23 sept. 1741 (mr. Hendrik Braats, raad en vroedschap van Dordrecht, heer van Spijkenisse en Nieuw-Beijerland, dijkgraaf van de Alblasserwaard, bewindhebber van de VOC (kamer op de Mase te Rotterdam), met tien koetsen extra, een wapenbord, de grote boete, laat kinderen na), trouwde gerecht/NG Dordrecht 13 okt./3 nov. 1728 (de bruidegom geassisteerd met zijn moeder Susanna Terwen weduwe van Jacob Braats en zijn broer Adriaen Braats, de bruid met Hugo Eelbo en Rosetta Oudeman, haar vader en moeder) Margareta Eelbo, gedoopt NG Dordrecht 13 okt. 1704, jonge dochter van Dordrecht (1728), dochter van Hugo Eelbo en Rosetta Oudeman(s)
mr. Hendrik Braets
- 7 sept. 1728: huwelijkse voorwaarden tussen Hendrick Braats, jongman, geassisteerd met zijn moeder Susanna Teruwe, weduwe van Jacob Braats, enerzijds, en Margareta Eelbo, jonge dochter, geassisteerd met haar ouders Hugo Eelbo, oud-burgemeester van Dordrecht, en Rosetta Oudeman, anderzijds. Er zal geen gemeenschap van goederen zijn. Als de aanstaande bruidegom als eerste komt te overlijden, zal de aanstaande bruid de juwelen, die hij haar bij het aangaan van hun huwelijk zal geven, mogen behouden. Zij zal dan bovendien uit zijn na te laten goederen een somma van 50.000 gl. ontvangen. Als zij de eerststervende zal zijn, zal hij mogen behouden de bewindhebbersplaats van de VOC (kamer Rotterdam), die de vader van de bruid bij de eerste gelegenheid aan hem zal afstaan, alsmede een actie op genoemde Compagnie van 3000 gl. oud kapitaal. Tot voogd over hun onmondige nakomelingen benoemen zij de langstlevende van hen beiden. (Regionaal Archief Dordrecht, archief 1074, inv. 157)
ORA Dordrecht inv. 817, f. 155 e.v.: op 24 nov. 1733 verkopen Francois en Jacob van der Burch, wonende te Dordrecht, kinderen en mede-erfgenamen van Johan van der Burgh, in zijn leven heer van Naaldwijk en Sliedrecht, en van diens vrouw Charlotte Elisabeth van Blijenburch, enige dochter van Levina de Vriese, vrouwe van Naaldwijk, weduwe van Adriaan van Blijenburch, Ridder, heer van Naaldwijk, en burgemeester van Dordrecht, aan mr. Hendrik Braats, heer van Spijkenisse etc., schepen in wette en lid van de Oudraad te Dordrecht, een huis, met alles, wat daarin aard- en nagelvast is, met uitzondering van de kamerbehangsels, met een klein huisje daar annex staande, hetwelk indertijd geschikt is gemaakt om gebruikt te worden als stal en koetshuis, staande in de Wijnstraat tussen het huis van Herman Vingerhoedt, achtraad van Dordrecht, en dat van Anthonij van Asperen, hun, verkopers, aangekomen bij de scheiding van de nalatenschap van hun vader op 13 juni 1732. De koopsom bedraagt 12.000 gl., die wordt voldaan met obligaties ten laste van de provincie Holland.
Hendrik Braats liet anno 1735 in de Wijnstraat een huis bouwen, waarin tegenwoordig de "warwinkel" Pandora is gevestigd (Wijnstraat 82-86). (A. Balm-Kok, De schouwburg aan de Wijnstraat thans Pandora. Wijnstraat 82-86. [Dordrecht 2010])
"Pandora" in de Wijnstraat.
- 19 okt. 1741: Margaretha Eelbo, weduwe van mr. Hendrik Braats, heer van Spijkenisse, Brabant, Nieuw-Beijerland, Hekelingen, Vriesland etc., schepen in wette en oudraad van Dordrecht, verkoopt aan Albert de Jongh, mr. schilder en burger van Dordrecht, een huis met een tuin daarachter, staande en gelegen in de Voorstraat omtrent de Pelserbrug, strekkende voor van de straat tot achter op de stadsvest, van voren belend door het huis van Susanna Terwen, weduwe van Jacob Braets aan de ene en dat van de weduwe van Wouter Struijk aan de andere zijde, met nog een huis op de stadsvest, staande tussen de stal van het vorige huis en het huis van de weduwe en erfgenamen van Steven van de Werken, alles volgens de koopvoorwaarden, die zijn gepasseerd voor notaris P. de Ruijter te Dordrecht op 4 aug. 1741. De koper betaalt voor het eerste object 3177 gl. 10 st. (incl. rantsoen) en voor het tweede 307 gl. en 10 st. (ORA Dordrecht inv. 820, f. 56 e.v.)
-21 sept. 1745: Isaacq Spaan, koopman te Dordrecht, als procuratie hebbende van Margareta Eelbo, weduwe van mr. Hendrik Braats, heer van Spijkenisse etc., verkoopt voor 2720 gl. aan Adriaan Kersse, koopman te Dordrecht, een pakhuis op de Kalkhaven, genaamd "den Teruw acker", staande tussen het huis en pakhuis van de koper en het huis van Barth van Moerkerken (ORA Dordrecht inv. 821, f. 96 e.v.)
- 16 nov. 1751: Isaacq Spaan, koopman te Dordrecht, als procuratie hebbende van Margareta Eelbo, vrouwe van Nieuw-Beijerland etc., weduwe van Hendrik Braats, wonende te Dordrecht, verkoopt voor 3000 gl. contant aan Gerard Castendijk Johansz., pondgaarder te Dordrecht, een huis in de Voorstraat omtrent de Vuilpoort, staande tussen het huis van Jacob Mortier en dat van Dirk Prinsen, strekkende voor van de straat tot achter tegen de stadsvest. (ORA Dordrecht inv. 823, f. 172 e.v.)
Uit dit huwelijk o.a.:
c-1. Jacob Adriaen Braets, gedoopt NG Dordrecht 6 sept. 1732, OSP, begraven Dordrecht (Grote Kerk) 3 aug. 1780 (mr. Jacob Adriaan Braats, hoogste boete, met wapenbord en tien koetsen extra, laat geen kinderen na, luiden: 's morgens een half uur, 's middags van elf [sic] uur tot half twee), trouwde Sophia van den Brandeler, overleden Dordrecht 11 dec. 1783
ORA Dordrecht inv. 1666, f. 44v: op 2 sept. 1766 verkopen mr. Paulus Gevaerts, lid van de Oudraad en burgemeester van Dordrecht, en Hugo Repelaar, lid van de Oudraad en hoofdofficier van Dordrecht, als executeurs-testamentair van Maria Arnoudina van Hoogeveen, gewoond hebbende en overleden te Dordrecht, voor 30.000 gl. aan mr. Jacob Adriaan Braats, veertigraad van Dordrecht, een "groot en modern" huis in de Voorstraat [thans Voorstraat 125] tegenover de Mariënbornstraat, een huis aan de zuidzijde van dat huis, een huis aan de noordzijde ervan, een huis daarnaast en een stal en koetshuis in de Mariënbornstraat.
Voorstraat 125
ORA Dordrecht inv. 221: op 9 sept. 1777 verkoopt mr. Jacob Adriaan Braets, veertigraad van Dordrecht, voor 43.500 gl. aan Elizabet Philippina van Slingelandt, vrijvrouwe van Slingeland, weduwe van mr. Johannes Dierkens, lid van Oudraad te Dordrecht, wonende te Dordrecht, een huis in de Wijnstraat, staande tussen het huis van Paulus Knogh en dat van de weduwe van Herman Vingerhoet, alsmede een stal en koetshuis in de Wijnstraat, staande tussen het huis van Adrianus van Wijngaarden en de Mattensteiger, en een klein huis, staande in de Mattensteiger tussen het huis van Johannes Heiblom en voornoemde stal.
ORA Dordrecht inv. 1757, f. 218: op 30 juli 1778 verkopen mr. Boudewijn Onderwater, heer van Puttershoek, Anthonij Balthazar van den Brandeler en mr. Pompejus Hooft, voor zichzelf en tevens vervangende mr. Nikolaas Backus, mr. Carel Bosschaart, mr. Abraham Onderwater, mr. Jacob Adriaan Braets, Arnold van Poelien, en Samuel Crena, allen wonende te Dordrecht, voor 1430 gl. aan Johanna Maria Kelder, vrouw van Johan Fredrik Bernhard, wonende even buiten de Vriesepoort, de beterschap van een pakhuis of loods, in het jaar 1770 nieuw opgebouwd, alsmede van een erf, ter breedte van 10 voeten, liggende aan de westzijde van het pakhuis of loods, met de beplanting daarop staande, gebruikt geweest tot een manege of rijbaan, staande en gelegen in het Kromhout tussen de "slijtwerff" van Jan Bonten en die van de weduwe van Gerrit Smits.
Bij zijn testament met zijn echtgenoote Sophia van den Brandeler (gest. 11 Dec. 1783) van 21 Februari 1778 vermaakte hij o.m. aan de stad Dordrecht een legaat van ƒ 150.000 tot stichting van een tapijtfabriek en later van een vrijwillig werkhuis. Beide ondernemingen mislukten, waarom de erfgenamen van Mr. Braets het legaat terug eischten. In 1810 kwam een scheiding van het fonds tot stand, waarbij 2/5 van het overschietende kapitaal aan de erfgenamen werd uitgekeerd en het overblijvende als afzonderlijk fonds door de commissarissen der stadsleenbank, daarna door den secretaris der bank en eindelijk door den gemeenteontvanger beheerd werd. In 1854 besloot de gemeenteraad van Dordrecht het fonds, bestaande in een inschrijving op het Grootboek der 2½% Nat. Schuld, groot ƒ 78000 op naam der stad, te doen afschrijven en de renten bij de inkomsten der gemeente te voegen.
Zie: Inv. Arch. Dordr. III, 122; Gem. verslag 1854. van Dalen (dbnl.org)
ORA Dordrecht inv. 1683, f. 415: op 4 sept. 1810 verkoopt mr. Hugo Gevers, wonende te Dordrecht, als enige overgebleven executeur-testamentair van mr. Jacob Adriaan Braets, en alzo als administrateur van het fonds, door Jacob Adriaan Braets gemaakt tot het stichten van een vrijwillig werkhuis binnen Dordrecht, voor 10.700 gl. aan de stad Dordrecht, een gebouw vanouds bekend onder de naam "Sint Jorisdoelen", met het bijbehorende erf en plaats, staande in het Steegoversloot, getekend C:1112 oud en 998 nieuw, en het erf C:957, belend door het huis van B. van der Vorm aan de ene zijde en dat van F.J.A. Pit aan de andere, en het erf daarachter liggende zijnde een deel van het Stek aan de ene zijde van de Sint Joris Doele langs de gracht, beginnende op de hoogte van het genoemde gebouw, aan de zijde van het huis van B. van der Vorm, en zich uitstrekkende recht op naar de tuin of plaats van de Kloveniersdoelen, tot de helft van de poort van de gemelde Kloveniersdoelen en zo recht het Stek door, tot op de helft van de gang langs het nieuwe Armhuis tot aan de Stadsvest volgens de kaart daarvan gemaakt door de fabriek Servaas Smak Gregoor op 9 okt. 1803.