STAAT VAN DIENST F.D. COCHIUS
Frans David Cochius, Luitenant-Generaal O.I.L.
Staat van dienst:
Op 5-10-1804 als Elève der Genie in dienst getreden van de Bataafse Republiek op de Militaire school te Zutphen en sedert 1806 op die te Amersfoort. Op 8-8-1808 benoemd tot Luitenant-Surnumerair bij de Genie van het Leger van het Koninkrijk Holland om dienst te verrichten in de stelling Amsterdam, gevolgd door plaatsing bij het Topografisch Bureau van Oorlog te Den Haag. Op 19-7-1809 Luitenant-Ingenieur. Op 17-12-1810 1e Luitenant bij de Staf der Genie in Franse Dienst na de inlijving van het Koninkrijk Holland bij het Franse Keizerrijk en geplaatst in de stelling Den Helder. Op31-7-1811 2e Capitein der Sappeurs. Op 31-8-1812 Capitein der 2e Kl. bij de Staf van het Wapen der Genie; in dat jaar orders ontvangen zich te begeven naar de Grande Armée op terugtocht uit Rusland ter plaatsing bij de 1eDivisie van het Observatiekorps aan de Elbe onder de bevelen van de Lt.-Generaal Graaf Maison. Begin 1813 met gunstig gevolg de opdracht vervuld om van Magdenburg uit tot Webern (Alte Mark) de rivier af te zakken in vaartuigen onder dekking van een compagnie Infanterie en alle ontmoete schepen op te brengen cq. te vernielen; vervolgens bij verkenningsopdracht van het Legerkorps Murat bij Möckern twee temporaire bruggen over kleine rivierarmen geslagen onder vijandelijk vuur; overigens overwinterd in gecontreerde kampementen in het Harzgebergte gelegen. Het onderdeel verenigd zijnde met het 5e Grote leger, deelname aan de overwinningsslagen bij Lützen en Bautzen en aan de strijd bij Katzbach en Löwenberg. In de volkerenslag bij Leipzig, waarbij het Legerkorps vrijwel werd vernietigd, een lichte verwonding opgelopen aan de linkerarm. Aan gevangenname ontsnapt door met slechts enkele lotgenoten over de brug over de Ister te gaan voordat deze in de lucht vloog. Na hergroepering van het Korps en aanvulling met recruten terugtocht op de Rijn, na succesvolle strijd bij Hanau. Via Koblenz op verzoek overgeplaatst naar het strijdend gedeelte van het leger; bij verdediging en behoud van de vesting Hüningen tegen een meervoudige overmacht blijk gevende van kalmte en onverschrokkenheid hetgeen bij zijn wapenbroeders het gezegde ontlokte "voilà un homme quiveut se faire tuer". Na ontslag uit Franse krijgsdienst onmiddellijk overgenomen door het nieuw gevormde Nederlandse leger als 1e Luitenant-Ingenieur met de rang van Kapitein 2e Kl. op 22-8-1814. Gehoor gevende aan de oproep voor dienst in Nederlands Indië geplaatst als 1e Kapitein-Ingenieur bij de Indische Brigade op 8-12-1814. Na herneming van het gezag door Napoleon en diens bedreiging van de Nederlanden, overgeplaatst naar het leger te velde en maakte als zodanig de slag bij Quatre Bras en Waterloo mede en nam deel aan de verovering en bestorming van Quesnoix en Valenciennes. Na hergroepering en terugtrekking op het vadeland van de Indische Brigade onderde Lt.-Generaal Carl Heinrich Wilhelm Anting op Texel geëmbarkeerd 16-10-1815 op het linieschip "Amsterdam", dat de 29e d.a.v. van de rede uitzeilde en op 13-5-1816 te Batavia arriveerde. Na overgave van de kolonie door de Engelsen op 19-8-1816 in zijn rang belast met de functie van Eerstaanwezend Ingenieur in de gevormde 1e Groote Militaire Afdeling, ter standplaats Weltevreden. Belast met een zending naar Indramajoe, een werkzaam aandeel hebbende bij het beteugelen van de opstand in het Krawangge. Op 24-8-1817 bevorderd tot Majoor en in 1819 de waarneming van de Dienst van Directie van Fortificatiënen Civiele gebouwen opgedragen en alszodanig de Gouverneur-Generaal baron van der Capellen vergezeld op eeninspectiereis over Java. Na bevordering tot Luitenant-Kolonel Ingenieur op 9-2-1821 en nauwelijks hersteld van een cholera aanval bestemd tot Commandant der Genie en Pioniers voor de expeditie naar Palembang onder de Generaal-Majoor H. Merkus de Kock. Derwaarts vertrokken met het zeilschip "Kembang-djatie". Bij herhaling getuigende van grote persoonlijke moed en bekwaamheid een werkzaam aandeel hebbende bij verovering van de geduchte, bijzonder krachtig versterkte en verdedigende vijandelijke vesting Kambaroe en aan het hoofd van de colonne de kraton binnentrekkende, de opstandige sultan gevangen nemende. Na afloop van de expeditie de bijzondere tevredenheidsbetuiging ontvangen van de Generaal-Opperbevelhebber, Gouvernements Commissaris en ter beloning van zijn zo belangrijke diensten bewezen, door Z.M. bij diens Besl. Van 1-5-1828, No. 29 benoemd tot Ridder der Militaire Willemsorde der 3e Klasse met het zo zeldzame overslaan van de 4e klasse. Op 2-6-1822 door de Gouverneur-Generaal benoemd tot Adjunct Directeur van Fortificatiën en Civiele gebouwen, volgde in 1823 de aanstelling tot Directeur. Mede vanwege gezondheidsredenen in 1824 de G.G. vergezeld op diens reis door de Molukken. In juli 1825 zich op een inspectiereis bevindende in de Vorstenlanden, brak onder Pangeran Ario DipoNegoro, medevoogd over de minderjarige Sultan Hamangkoe Boewana V, eengewelddadige en snel om zich heen grijpende opstand uit, die zou uitgroeien tot een wrede en verwoestende vijf jaren durende oorlog – de Java-oorlog - die heel Indië in haar ban zou houden en die ongekend zware offers in mensen en materieel van beide bellingerenten zou vergen. Wegens verbroken verbindingen met Batavia door de Burgerlijke autoriteiten uitgenodigd om als hoogst-aanwezende militair de nodige maatregelen te nemen om het hoofd te bieden aan de wel zeer hachelijke situatie. Deze geaccepteerd hebbende er in geslaagd om met een geringe strijdmacht te Djocja, dat uitgehongerd dreigde te worden, te ontzetten en te bewaren tot de komst van de Algemeen Bevelhebber van het Veldleger, de Generaal H. Merkus de Kock met aanzienlijke versterkingen. Op 3-12-1825 bevorderd tot Kolonel-Ingenieur en inmiddels belast met het commandement in het Djocjase en in deze gewichtige functie een werkdadig en belangrijk aandeel hebbende in de gehele oorlogvoering tot het einde toe, gedurende welke als meest in het ooglopende wapenfeiten te vermelden zijn de inname, anno 1826, van de Oude Kraton te Plereth, door de muiters fanatiek verdedigd en de afweer, in hetzelfde jaar, te Kartasoera, van de aanval van de hoofdmacht van Dipo Negoro. Bij Besl. van de Commissaris-Generaal van 31-12-1827, No. 20 benoemd tot Chef van de 3eAfd. van het Militair Departement. Bij Z.M. Besl. Dd. 21-11-1828, No. 28 volgde een Eervolle vermelding bij Dagorder wegens uitzonderlijke daden van moed en beleid betoond gedurende de strijd op Java. Wegens een ernstig meningsverschil met de Commissaris-Generaal door diens weder in dienststelling van een officier na pensionering gedurende zeven jaar en plaatsing in anciënniteit boven de zijne eervol ontslag uit de dienst verzocht, hetwelk bij Besl. Van18-11-1829, No. 16 werd verleend. Nochtans de eervolle aanbieding ontvangen hebbende om tot het einde van de oorlog in activiteit te blijven, gewerd hem de benoeming tot algemeen commandant van het leger te velde bij Besl. Van de Gouv.-Generaal dd. 26-5-1830, No.2; na gevangenneming en deportatie van DipoNegoro, opnieuw geïnviteerd tot voortzetting van zijn dienst, gelukte een dreigende nieuwe opstand door de Keizer van Soerakarta, Pakoe Boewana VI in de kiem te smoren door arrestatie van de laatste en diens verbanning, terwijl kort daarna een zich ernstig latende aanziende rebellie in Baglen snel en doeltreffend onderdrukt werd. Bij K.B. dd. 10-3-1831, No. 74 wegens bijzondere verdiensten benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandsche Leeuw, gevolgd door de benoeming tot Kommandant van het Observatiekorps (Besl. G.G. dd.10-10-1831, No.1) en toekenning van de Java-oorlog-achtkantige medaille; de titulaire rang van Generaal-Majoor verkregen hebbende bij K.B. van 9-2-1832, No.80 voorlopig en in afwachting van ’s Konings nadere bevelen, het bevel over het Indische Leger opgedragen bij Besl. Van de G.G. dd. 20-3-1835, no.16. bij Besch. van de G.G. dd. 259.1835, Lett. Q de voorlopige benoeming veranderd in ene definitieve, welke beschikking bij Besl. Van Z.M. dd. 19-11-1835, No.3 werd bevestigd. Door de zeer ernstige toestand ontstaan door de opstand der Padri’s op Sumatra, die de onzen op grote verliezen kwam te staan, werd de Generaal-Kommandant van het Indische Leger door de Gouv.-Generaal persoonlijk belast met het Opperbevelhebberschap, tevens Gouvernements-Kommissarisschap, bekleed met uitgebreide volmacht en naar Sumatra’s Westkust gederigeerd, zonder dat men evenwel versterkingen voor de benauwde expeditionaire macht vermocht te zenden. De eervolle en gevaarvolle taak aanvaard met slechts een honderdtal Europese vrijwilligers voor Bonjol, de onneembaar geachte hoofdvesting der opstandelingen, aangekomen. Na herstel van orde en krijgstucht onder de aldaar zwaar beproefde en aangeslagen militairen en het herstel van vertrouwen in de legerleiding werd overgegaan tot de bestorming van het geduchte bolwerk, dat bij een nachtelijke aanval van 15 op 16-8-1837werd genomen, waardoor de rust in die streek grotendeels hersteld kon worden. Bij Dagorder van de G.G., Opperbevelhebber van Zr. Ms. Land- en Zeemacht, dd. 8-10-1837 werden commandant en ondercommandanten en troepen gedankt voor hun plichtbetrachting, moed, beleid en trouw tegenover de vijand bewezen, met de bepaling dat ter ere van de bevelvoerende Generaal op het belangrijk punt van Bonjol een etablissement zal worden gesticht, hetwelk de naam zal voeren van : Kotta Generaal Cochius; het wenselijk achtende ook niet-Europese militairen met een uiterlijk teken voor betoonde Moed en Trouw te belonen, werd op diens voorstel de zo geheten onderscheiding "Ruit en Bonjol" ingesteld en geslagen op de munt te Soerabaia, met Nederlands en Maleis (in Arabische karakters) opschrift, welk ereteken slechts in zilver aan drie Inlandse officieren en in brons aan twintig minderen werd uitgereikt. Na terugkeer van de Legercommandant gewerd hem bij KB van 85.1838, No. 72 de hoge en zeer zeldzaam verleende bijzondere onderscheiding van het Commandeurschap van de Militaire Willemsorde, "wegens de zeergewigtige diensten ter gelegenheid van den oorlog op Sumatra’s Westkustbewezen"; bij KB van 5-4-1839, No 76 kwam de benoeming af tot Generaal-Majoor effectief en bij KB dd. 26-4-1841, No. 26 de benoeming tot Adjudant i.b.d. van Z.M. de Koning. Bij KB van 22-11-1843, No. 7 de titulaire rang van Luitenant-Generaal verleend zijnde werd hij bij opvolgend besluit dd.4-1-1846, No. 57 Lt.-Generaal effectief. In oktober 1845 noopten Cochius onaangenaamheden in zijn betrekking als Kommandant van het Indisch Leger ondervonden, ontslag uit Zr. Ms. Dienst te verzoeken hetgeen door hem werd ingetrokken op uitdrukkelijk verlangen Z.M. de Koning; op hernieuw verzoek werd hem bij Gouvernements Besluit van 28-10-1847, No.5 op de meest eervolle wijze ontslag uit de militaire dienst verleend onder betuiging van de bijzondere dank der regering voor de langdurige, gewichtige en trouwe diensten den lande bewezen,onder toekenning an het voor zijn rang bepaalde pensioen ad. F 3.750,-’s-Jaars, in te gaan met 1-1-1848, uitbetaalbaar in Nederland, welk bedrag bij opvolgend Gouv. Besl. Van 21-12-1847, No. 5 werd verhoogd tot f. 4.250,-’s-Jaars, zulks mede vanaf 1-1-1848. Bij’s-Konings Besl. Van 15-11-1848, No. 94 toegestaan om bij zijn gewone tenue als Generaal officier te dragen, de door het korps Officieren van het leger in Oost-Indië hem aangeboden Eredegen. Onder plechtig uitgeleide op 4-1-1848 Ned. Indië verlaten na 44 dienstjaar en als militair waarvan 32 onafgebroken in Indische tropendienst; na groote ontvangst in het Vaderland, vereerde KoningWillem II de scheidende opperofficier met het Grootkruis van de Orde der Eikenkroon van Luxemburg, terwijl hem nog vóór het einde van 1848 de portefeuille van Oorlog, als Minister, werd aangeboden, waarvoor echter werd bedankt. Als laatste decoratie de herinneringsmedaille ontvangen, gesticht bij Frans Keiz. decreet van 12-8-1857 voor alle militairen die in de jaren 1792-1815 onder de Franse vanen gediend hadden (Médaille de Sainte-Hélène), de beeltenis van Keizer Nalopeon I dragende met de legende: "A ses compagnonsde gloire, sa derniere pensèe, Sainte- Hélène, 5 mai 1821 ".
Bron: Dhr. A.R.K. in GensNostra 1973
http://nl.wikipedia.org/wiki/Frans_David_Cochius
http://nl.wikipedia.org/wiki/Ruit_van_Bonjol