STOOMVAART NAAR DE OOST
Stoomvaart naar de Oost op het ‘Nieuwediep’ in 1873
Het waren meest zeilschepen die afmeerden in het Nieuwediep in die jaren, maar de stoomvaart was onstuitbaar in op mars.
Als er een schip van de Stoomvaart maatschappij ‘Nederland’ vanaf het Suezveld ongeveer op de hoogte van het latere Atjehloods naar Indië vertrok, gaf dat en drukte van belang.
Het begon al aan het station, want daar arriveerden de kolonialen die voor een handgeld van driehonderd gulden getekend hadden voor de Oost.
De angst dat de mannen zouden deserteren was groot.
Vandaar dat steevast de nagenoeg complete bemanning van de Helderse infanteriekazerne ter verwelkoming op het stationsplein aanwezig was.
Trommels roffelen, trompetten schetteren, bajonetten blinken in de zon.
Ongewapend marcheren de grijs gedoschte kolonialen tussen de rijen der infanteristen, begeleid door de Indische Officieren met hun oranjesjerpen en getrokken sabels en het vaandel golft in brede plooien uit.
Helders straatjeugd houdt hen trouw gezelschap.
O, als gij de geschiedenis van al die mannen eens kendet! Wat al verwoeste levens, wat al bedrogen verwachtingen, wat schurken gezigten, wat verlopen sujetten!.
Krachtige blonde Duitschers, tengere, veerkrachtige Franschen, dikke bier Belgen, boerenlummels uit het vaderland, jongens van fatsoenlijke huizen, met wie men geen weg meer weet, gesjeesde studenten, rijkelui’s kinderen, wier vader bankroet heeft gemaakt, zwakken, die verleid zijn, onbedachtzamen, in dronkenschap overgehaald om te tekenen leeglopers, door het hooge handgeld verlokt’.
Wanneer de kolonialen met muziek voorop en infanterie een halve cirkel rondom de loopplanken.
‘Daar stijgen zij de loopplanken op, in de grauwe uniformen met den gelen band om de muts en den zak op den schouder…
De kolonialen zijn echter niet de enige die naar Indië vertrekken.
Bestuursambtenaren, planters, zakenlieden, zij alle zoeken hun hutten en bergen hun Bagage.
Bloedverwanten en vrienden omringen hen en nemen de plek in ogenschouw, waar hunne geliefden eenige weken hun slaap en woonplaats hebben zullen en de medereizigers, die met hen de bewoners dezer arke zullen zijn.
Javaansche bedienden en Europesche hofmeesters, matrozen en sjouwerlui, draven heen en weer, ververschingen brengend, kisten slepend, pakken dragend. Leveranciers, nieuwsgierigen,belangstellenden, belanghebbenden, agenten, beambten, scheepsofficieren verdringen elkander in het salon.
Aan de lange tafel zitten reizigers, reeds vroeger gekomen, of met hun voorbereidende maatregelen gereed, en bezoekers, zich versterkend met de goede gaven, die de directie aanduidt aan allen, die er gebruik van willen maken.
Op het dek is alles in beweging. De zware goederen der passagiers worden af gelaten in het ruim.
De equipage heeft handen vol werk met allerlei bezigheden, die ’t aanstaand vertrek voorafgaan.
De koeien verraden haar tegenwoordigheid door een aanhoudend geloei; varkens, kippen, ganzen mengen zich in het concert.
De Buitenhaven het Nieuwediep in 1873
Bron:Jan T.Bremer