WERK EN MAATSCHAPPIJ
Werk
Voor bewoners van de heerlijkheid Almelo maakte de op deze site behandelde familie, bijna een standaardontwikkeling door. Van landbouwer, via het thuisweven naar de textielfabriek. Na twee tot drie generaties kwam men weer uit de fabriek. Nu is er niemand van de op deze site behandelde familie meer die nog iets "maakt" of die iets met de agrarische wereld dan wel de textielsector te maken heeft.
Generatie I tot en met V
Oorspronkelijk waren de Booms zeer waarschijnlkijk landbouwer. Van Jan Boom en van Hendrik Jansen Boom is dat niet zeker, maar ligt het zeker in de lijn der verwachtingen.
Jan Gents Hendriksen Boom was in ieder geval wel een landbouwer; over zijn boerderijtje is het een en ander aan informatie bewaard gebleven. Dat gold ook voor zoon Hendrik Boom de introuwede op vicariegoed het Hambrugge en die zich later ook zo ging noemen. Diens zoon, Jan Hendrik Hambrugge, die Het Hoekhuis pachtte en die zich in de tijd van Napoleon weer Boom ging noemen was ook nog boer.
Een wat idealiserende afbeelding van een landmanl zo mooi was het leven in de praktijk meestal niet !
Bij de volkstelling van 1795 werd Jan Hendrik Hambrugge/Hoekhuis/Boom vermeld als "wever en boederije doend". In het archief van G.K. van Hogendorp zit een stuk over deze wevers waarbij over de thuiswevers in Twente werd geschreven:
"alle onze wevers, derhalve, zijn landbouwers en bij veelen, zoo niet bij de meesten, is den akkerbouw zelfs de hoofdzaak; zeldzaam echter vindt men een huisgezin, zonder één of twee getouwen, waarvan gebruik gemaakt wordt, wanneer de landbouw handen kan ontberen. - 't Is dus voornamelijk gedurende den winter en bij tussenpozen, gedurende het overige van het jaar, dat mannen en vrouwen, kinderen en dienstboden, daarvan gebruik maken; en deze inrigting, ons fabrijkwezen bijzonder eigen, heeft de weldadige uitwerking, dat daardoor het werkloon op vasten en matigen prijs gehouden wordt."
|
Generatie VI
De twee dochters van Jan Hendrik trouwden met een landbouwer, ook één van de zoons werd pachter op de boerderij waar ook zijn vader had geboerd. De twee andere zonen waren eerst landbouwer, later daghuurder en tot slot fabrieksarbeider. Dit was een ontwikkeling die in de eerste helft van de negentiende eeuw, de periode van de industriële revolutie, door velen werd meegemaakt. Van zoon Gerrit werd trouwens in de familie gezegd dat hij van oorsprong Ymker zou zijn geweest. Waar de twee zonen hebben gewerkt, valt helaas niet meer te achterhalen .
Generatie VII
De volgende generatie, dochters van Gerrit Boom geboren Hambrugge was gehuwd met vaklieden; een smid, een broodbakker en een kleermaker waren de schooonzonen van Gerrit. Een vierde schoonzoon was spinner en later katoenspinnersbaas. De twee eigen zonen waren oorspronkelijk dagloner, later fabriekarbeider en spinner.
Over de werkzaamheden van de schoonzonen van Gerrit is meer bekend dan over de eigen zonen. Drie hebben een "papieren" geschiedenis achter gelaten. Over smid Isaac ten Cate - die met Geesje Boom was gehuwd - waarvan hij aan de wieg stond is door de maker van deze site een artikel geschreven (zie pagina artikelen en zo). Ook over de roggebroodbakkerij die Hendrikus Veneman - getrouwd met Gertruid Boom - samen met zijn broer en een nichtje van Gertruid, Everdina Frederika Boom had is een artikel gemaakt.Derde schoonzoon was Hermannus Vonke, een kleermaker. Hij was gehuwd met Janna Boom. Hendrikus Veneman verdiende zijn brood overigens ook nog enige tijd als tolgaarder. Dit was nadat hij met zijn werk in de bakkerij was gestopt.
Vierde schoonzoon Bernardus Mannus Voerhuis, gehuwd met Dina Boom, werd verhoord door de Staatscommissie die de toestanden in fabrieken en werkplaatsen onderzocht.
Ik heb wat gedaan in mijn leven; toen ik pas getrouwd was, moest mijne vrouw mij des avonds de jas wel uittrekken, zoo stijf als ik was.
Verhoor van Bernardus Voerhuis, oud 67 jaar, spinnersbaas in de Almelosche stoomspinnerij, te Stad Almelo.
De voorzitter: Zijt gij reeds lang in de spinnerij werkzaam? Ik ben er gekomen in 1863; de fabriek was het vorig jaar gebouwd. Als kind van 8 ½ jaar ben ik reeds op de fabriek van Hofkes gekomen.
Hoe zijt gij begonnen? Ik ben begonnen bij Hofkes als opsteker, vervolgens ben ik aanlapper geworden en eindelijk spinner. Daarop heeft Hofkes zijne zaken geliquideerd en toen ben ik gedurende een klein jaar niet op de fabriek geweest. Daarna ben ik als baas op de Almelosche katoenspinnerij gekomen.
Op welke verdieping zijt gij werkaam? Ik ga over 40 machines, verdeeld over drie zalen, om te zien of er wat ontbreekt.
Geniet gij een vast loon ? Ja
Hoeveel bedraagt dat? 12 gulden in de week
Krijgt gij ook nog percenten? Neen
Hebt gij ook opzicht over vrouwen en meisjes ? Neen, alleen over de mannen.
Hebt gij op den duur geen hinder van de warmte in de spinnerij? Neen, ik kan er best tegen; ik ben 58 jaren op de fabriek geweest en ben van mijn leven nog niet recht ziek geweest. Het eenige, wat mij mankeert, is dat ik een weinig doof ben geworden.
Hebt gij dat gaanderweg gekregen? Ja
Waardoor? Dat kan ik niet zeggen.
Neemt gij u in acht als gij uit de fabriek komt; trekt gij dan dikker kleeren of een overjas aan? Ja, winter en zomer, want het verschil is in den zomer dikwijls nog grooter dan bij winterdag. Men zet ’s zomers de ramen open en aan den anderen kant doet men de gordijnen dicht om de zon buiten te sluiten, en dan zijn de menschen dunner gekleed, zoodat, als wij uitloopen, de lucht nog zwaarder is dan binnen.
De heer Van Alphen: Hangt er een thermometer in de zalen? Ja, in iedere zaal een.
Kijkt gij er wel eens op? Ja
Hoe hoog loopt die wel? 80 graden en bij koud weer is het 69 a 70 graden
De Voorzitter: Hij loopt toch wel eens hooger dan 80 graden? Toen wij verleden Vrijdag in de fabriek waren, stond hij in de middelste zaal ruim 80 graden. Jawel, maar ik zie er niet ieder oogenblik op.
Gij meent dus, dat, als men zich maar goed in acht neemt, men op den duur geen hinder van de warmte heeft? Juist, en wanneer het al te warm is, wordt alles tegen elkander opengezet. Het heeft mijne gezondheid niet benadeeld, want ik kan nog even hard werken als vóór 15 jaar, toen alles, wat nu de machine doet, met de hand gedaan werd.
Wordt het ’s winters niet heel warm, als het gas op is? Neen, soms als het heel zacht weer is, maar in den regel niet.
Hebt gij op school goed geleerd? Neen, het weinige rekenen en schrijven dat ik ken, heb ik mij zelven geleerd. Ik kwam als kind van 8 ½ jaar in de fabriek en moest daar werken van ’s morgens 5 tot ’s avonds 9 uur, soms tot 10 uur in de handspinnerij.
Hebt gij later in de fabriek geen onderwijs genoten ? Nee, daar was toen geen gelegenheid voor.
Er wordt thans vrij wat meer gesponnen , dan in uwe jeugd ? Dat scheelt te veel. Het was vroeger bij de handspinnerij een veel zwaarder arbeid. Ik heb wat gedaan in mijn leven; toen ik pas getrouwd was, moest mijne vrouw mij des avonds de jas wel uittrekken, zoo stijf als ik was.
Is uwe vrouw nog in leven? Ja.
Hebt gij eene goede woning? Ik woon in de Zaagkuilen en heb daar eene frissche woning
Hoeveel huur verwoont gij? Mijn huis is mijn eigendom
Hebt gij nog kinderen tehuis? Ja, één; vijf zijn er getrouwd.
Dan zijt gij zeker reeds grootvader? Al lang. Ik ben bijna overgrootvader. Ik ben reeds vele jaren baas in de spinnerij, maar er hebben nooit ongelukken plaats gehad. De meeste ongelukken komen daar vandaan, dat de kinderen op plaatsen komen, waar zij niet van noode hebben.
Koopt uwe vrouw wel eens iets in den winkel van Pezie? Eene enkele keer, maar dan betaalt zij dadelijk.
Gij borgt dus nooit ? Neen.
Gij zijt een man die het niet behoeft te doen; maar kent gij ook anderen, die het wel doen? Enkelen zeggen wel: ik zal Zaterdag betalen, maar of zij het doen, weet ik niet.
Wordt er dan afgerekend bij de uitbetaling van het loon? Dat weet ik niet
Wanneer wordt het loon uitbetaald? Donderdagsavonds wordt de week gesloten en des Zaterdags wordt er uitbetaald.
Herinnert gij u nog, dat er in Pruissisch geld werd uitbetaald? Ja, dat is jarenlang gebeurd.
Is er nu nog veel Pruissisch geld te Almelo in omloop? Ja, bij kooplieden en Joden, maar onder de fabrieksarbeiders niet.
De heer Van Alphen: Waar komt al dat Pruisisch geld vandaan? Dat weet ik niet.
De arbeiders worden betaald in Hollandsch geld; wisselen zij dat dadelijk om? Dat weet ik niet, ik doe het niet. Wij krijgen Hollandsch geld zonder korting
Hebt gij wel last met het volk of is het nogal gewillig? Het is altijd heel gewillig; wij hebben nog nooit wederwaardigheden gehad.
Maken zij nooit uit moedwil iets kapot? Er breekt nog al wel eens wat, maar dat wordt dadelijk vernieuwd.
Wordt dat niet afgetrokken? Neen.
De heer Reeling Brouwer: Op sommige fabrieken is het de gewoonte, dat de arbeiders van de 7 Katholieke feestdagen er 2 vrijaf krijgen. Kan dit bij u op de spinnerij niet zonder schade voor de nijverheid worden toegestaan? Dat zal ik u eens uitleggen. In de krasserij hangt alles samen, wanneer de een klaar is met iets, ontvangt de ander het. Blijven er 2 of 3 thui, dan moeten de anderen stilzitten. In de weverij is het wat anders, daar kan men sommige touwen wel laten stilstaan.
De schafttijd is bij u ook nog al kort, van 12-1 uur; zou het niet wenschelijk , zijn dat die met een half uur verlengd werd? Ik weet het niet. Sommige arbeiders zouden veel liever willen, dat zij in de vijf dagen een half uur langer mochten werken, om ’s Zaterdag-middags vroeger te kunnen weggaan. Als wij 11 uren per dag werken, zeggen zij, hebben wij aan een half uur toch niets. Maar hebben wij Zaterdag langer vrij, dan kunnen wij nog wat meer doen
Kunt gij ook merken, dat de gezondheid der arbeiders, na de invoering der fabriekmatige spinnerij, verbeterd is ? O ja, dat scheelt veel bij vroeger.
Komen tegenwoordig ook niet zooveel verkrommingen of misvormingen van het lichaam meer voor ? Veel minder dan vroeger. De oude spinners kan men altijd herkennen aan hunne hooge schouders. In de handspinnerijen was het werk veel zwaarder.
X
Dit is het handmerk van Bernardus Voerhuis, die verklaart niet te kunnen schrijven.
P. van Nispen. J.D. Veegens, voorzitter. Van Alphen. N. Reeling Brouwer. P. van Nispen, Adj-secretaris.
Tot zover de schoonzonen van Gerrit Boom geboren Hambrugge. De eigen zonen, Jan Hendrik en Gerrit waren fabriekarbeider (spinner).I
Eerst dagloner, later, toen de fabrieken met stoom aangedreven gingen worden fabrieksarbeider en stoomspinner hadden de broers het zwaar, erg zwaar. Dit blijkt onder andere uit enige coupletten van een gedicht over spinners in de tijd dat Jan Hendrik en Gerrit dat beroep hadden:
En wat ze verdienden met al dat zwoegen was ook niet veel:
Daglonen in de textielindustrie in Overijssel in 1841 en 1860 met onderscheid in arbeid
met en zonder stoomwerktuigen
mannen
vrouwen
jongens
meisjes
kinderen1841
met stoom
ƒ 0,92
ƒ 0,50
ƒ 0,44
ƒ 0,44
ƒ 0,24
zonder stoom
ƒ 0,52
ƒ 0,31
ƒ 0,35
ƒ 0,29
ƒ 0,231860
met stoom
ƒ 0,81
ƒ 0,59
ƒ 0,54
ƒ 0,50
ƒ 0,29
zonder stoom
ƒ 0,66
ƒ 0,53
ƒ 0,44
ƒ 0,39
ƒ 0,23
Zijtakken generatie VII
Gerrit Boom had twee broers, Gerrit Jan, die landbouwer was en Hendrik die daglooner en arbeider was. Beiden hadden, naast zoon Jannes van Gerrit Jan, alleen dochters die volwassen werden.
Jannes en de schoonzoons Hendrik Fikkert ( van Geertruid Boom), Jan Tijhof (van Hendrina) en Jannes Veerenhuis ( van Geeze) waren allen landbouwer. Het lijkt erop dat in ieder geval in deze familie landbouwers met landbouwers huwden.
Hendrik had drie dochters die volwassen werden. Zij huwden allen met een ambachtsman, die niet in de textiel zat.
Everdina Fredrika trouwde met Gerrit Jan Veneman, die samen met zijn broer een roggenbroodbakkerij had. De man van Maria Boom, Johannes Sijlva was metselaar en die van Geertruid Boom, Jan Kippers, was timmerman.
Opvallend is dat, bij deze twee zijtakken ook de kinderen van die kinderen niet in de textiel zullen gaan werken en dat de boerentak de boerentak blijft.
Jannes Boom had geen kinderen.
De zoon van Geertruid en Hendrik Fikkert, Arend was landbouwer. Hun dochter Johann Fikkert, trouwde met Derk Knoef die ook landbouwer was.
Geeze Boom en Jannes Veerenhuis hadden één zoon die zelf huwde, Gerrit Veerenhuis. Ook hij was landbouwer.
Over eventele kinderen van Hendrina Boom en Jan Tijhof werd nog niets gevonden.
In de andere zijtak trouwde Gezina Hendrika Silva met Johannes Grobben die commissionair was, had zoon Jan Sijlva het beroep van smid en huwde Hendrika Maria Sijlva met Jan Hendrik Witzand, koopman en later eigenaar van een nog steeds bestaande houthandel.
Frederik Veneman werd, net als zijn vader bakker ,andere broer Barend was boekhouder. Dochter Gezina Hendrika Veneman zou trouwen met Anne Henri Marinus Wesselink, die in Hengelo een aannemersbedrijf had.
In het laatste gezin van de andere zijtak was zoon Hendrik Kippers timmerman en huwde dochter Gerritdina Gezina Kippers met Jan Sijlva die hetzelfde beroep had.
Generatie VIII
Het is in deze generatie dat de textiel ook de familie Boom van deze site stevig in de greep krijgt.
Gerrit Boom geboren Hambrugge had twee zonen, Jan Hendrik en Gerrit.
Van de twee zonen, twee ongehuwde dochters en twee schoonzonen, zes personen in totaal dus, werkten er in ieder geval vijf in de textielindustrie
Van de drie zonen, drie dochters en één schoonzoon van Gerrit was dat er één, maar waren er in ieder geval ook nog twee werkzaam in een aanverwant gebied.
Kinderen Jan Hendrik:
Oudste zoon Gerrit werkte in ieder geval 40-jaar bij de Nederlandse Katoen Spinnerij in Hengelo. Daarvoor had hij ook nog "op verschillende spinnerijen in Almelo gewerkt". Ging hij weg om te werken bij het in die tijd als zeer menselijk beschouwde bedrijf van De Monchy in Hengelo ?
Het horloge dat Gerrit Boom ontving voor zijn 40 jarig jubileum bij de Nederlandse Katoen Spinnerij
Andere zoon Jan was ook spinner. Hij bleef in Almelo. Toen hij, op 69-jarige leeftijd overleed, werkte hij waarschijnlijk nog. Dat blijkt uit een overlijdensadvertentie die zijn "medearbeiders" bij de Stoomspinnerij Twente plaatsten.
Twee ongehuwde dochters, Johanna Hermina en Johanna Frederika waren beiden spoelster. Hun werk bestond uit het verwisselen van conen met opgespoelde garens en het aan elkaar knopen van geknapte draden.
Dochter Geesje was gehuwd met Albertus Knoop. Als zijn beroep werd achtereenvolgens weve, stoffenverver en sterker vermeld.
Inkijkje bij een sterkerij
Één schoonzoon, echtgenoot van Hendrika Boom en Johannes Nijkamp genaamd, heeft mogelijk niet in de textielindustrie gewerkt, hij was namelijk bankwerker. Dat kan overigens zeer goed bij een textielfabriek of een toeleveringsbedrijf zijn geweest.
Kinderen Gerrit Boom
Zowel oudste zoon Gerrit als dochter Jenneken werkten bij Palthe. Zij waren daar beiden détacheur. Dit waren de vakmensen die vlekken verwijderden.
In 1923 werd het 50 jarig bestaan van de ververij gevierd met alle medewerkers van Palthe
Over Palthe schreef Mr. G.J. ter Kuile Sr in zijn boek "De opkomst van Almelo en omgeving," uitgegeven in 1941 : "In het jaar 1873 werd door de gebroeders D. Willem, A. Arnoled W. en J. Richard van Wulfften Palthe, uit Oldenzaal in de Bakenstraat in een voormalige bakkerij een zeer bescheiden bedrijf gevestigd, een wasscherij en ververij. De in de tweede plaats genoemde had uit een Berlijnsche zaak drie vakkundige ververs mee gebracht, men pakte met jeugdigen moed aan een reeds na drie jaar begon de zaak te rendeeren. Uitbreidingen volgenden de een na de andere. In 1883 had men reeds ongeveer 200 arbeiders in vasten dienst en zonden ongeveer 80 agenturen of filialen, over heel het land verspreid, geregeld de daar aangeboden goederen naar Almelo. De drie broeders, gewapend met de vooral in Duitschland verkregen vakkennis, werken hard en met succes en weten internationale betrekkingen aan te knoopen, om op de hoogte te blijven van hun nieuwe vak. 't Gaat goed, en reeds in de eerste jaren worden zoveel goederen aangeboden ( de bewerking van een artikel eischte toen nog ca 6 weken), dat men die amper kan verwerken. Telkens meer ruimte en meer personeel wordt gevraagd, zoodat in 1883 hier 200 vaste arbeiders erk vinden en een wisselend aantal losse. In 1889 volgde de instelling van een "Vereeniging tot behartiging van de belangen der arbeiders", waaronder nu ook het Pensioenfonds der zaak ressorteert. In 1894 verrijst aan de Bakenstraat op juist aangekochte terreinen de eerste groote uitbreiding met strijkzalen en ververij. Herhaalde vergrotingen volgden. In 1896 bouwde men een badinrichting aan de Bakenstraat, waarvan de bovenverdieping dienst doet tot het geven van herhalingsonderwijs, handwerklessen en dergelijke. Dan gaat in 1913 een moderne machine-installatie het geheele bedrijf van electriciteit voorzien en een ruim ketelhuis verrijst daarnevens. In 1915 beslaat het fabriekcomplex ruim 15.000 vierkante meter en en 350 filialen brengen dan vanuit het geheele land het werk aan voor de 800 arbeiders. Een ontzaglijk, ingenieus bedrijf: naaikamers, ververij, beitszaal ( "beitsen", de stoffen in koud water bewerken zoodat ze vatbaar worden om de verlangde kleuren aan te nemen); ruimten, waar alles wat van wol en halfwol is wordt geverfd, wr de stoompompen staan die 't water aanvoeren ( er wordt circa 300 kubieke meter water per uur verbruikt), waar men vindt de verfkuipen, de drogerijen, de laboratoria, de keuring der kleuren, de apprêteerderijen, de diverse chemische behandelingen, de détacheurs of vlekken-uitmakers, de strijkinrichtingen, de pakzalen, de kantoren enz. Fabelachtig is de hoeveelheid ongelijksoortige dingen die de agenturen de fabriek toezenden: japonnen, heerenpakken, tapijten, loopers, gordijnen, vilten hoeden, stroohoeden, handschoenen, kousen, veeren, kantstoffen, pelterijen, mantels, spreien, tafelkleeden, dekens, plaids, regenjassen, pelsjassen, corsetten, lampekappen, weigen...... Het is in 't kort in "Eigen Haard" gezegd: een van die modelfabrieken, waarop wij Nederlanders trotsch kunnen zijn "
Zoon Jan Sijbrand werkte bij textielfabriek Scholten. Geruime tijd als "touwenbaas", later weer als wever.
Andere zoon Jan Hendrik was een bekwaam vakman. Hij werkte bij de machinefabriek van zijn neven, de firma J&I ten Cate, als machinebankwerker en intrumentenmaker.
Dochter Hendrika Geertruida was oorspronkelijk wasvrouw. Later verzorgde zij het huishouden in de woning aan de Herengracht waar zij met haar vier ongehuwde broers en zussen woonde.
Janna Berendina trouwde met Hendrik de Witte. Hij had een schoenmakerij aan de Prinsenstraat.
De oudste en ook ongehuwde dochter, Femia was volgens het bevolkingsregister, weefster.
De heeren doen alles, wat in hun vermogen is, om het den werklieden zoo aangenaam mogelijk te maken
Bovenstaande uitspraak werd gedaan door mijn overgrootvader Gerrit Boom (1853-1922), zoon van Jan Hendrik, toen hij werd verhoord in het kader van “het onderzoek omtrent de maatschappelijke toestanden der arbeiders, omtrent de verhoudingen tusschen werkgevers en arbeiders in de verschillende bedrijven en omtrent de toestand van fabrieken en werkplaatsen met het oog op de veiligheid en de gezondheid der werklieden, ingesteld door de Staatscommissie, benoemd krachtens de wet van 19 januari 1890”.
Het bedoelde onderzoek was een vervolg op het werk van de parlementaire enquête in 1886-1887 die had geleid tot het “Kinderwetje van Van Houten”. Van 1890-1894 deed een Staatscommissie aanvullend onderzoek. In de zomer van 1890 werden in dat kader 244 personen in Twente verhoord. Voor een deel waren dat de notabelen uit die tijd, voor een deel ook juist arbeiders, zoals mijn overgrootvader.
De verhoren zijn opgenomen in een CD die voor 17 euro en 50 cent te verkrijgen is via de site van www.boekopcd.nl Het gaat om een reproductie van het originele boek van het onderzoek. Het eerste deel is algemeen en bevat voor wat betreft Twente een hoofdstuk met conclusies betreffende de werktijden, een hoofdstuk over de opleiding van jeugdige arbeiders in en buiten de werkplaats en een hoofdstuk over de toestand van fabrieken en werkplaatsen met het oog op de veiligheid en de gezondheid van de arbeiders. Tevens is er een algemeen hoofdstuk met gevolgtrekkingen. Het tweede deel bevat de verhoren van de 244 Twentenaren.
Ik was op zoek gegaan naar de verhoren omdat in het “Boek van Hengelo 1802-2002” de tekst in de kop van dit artikeltje, ook de kop van een hoofdstuk vormde. De uitspraak zou zijn gedaan door ene Gerrit Boon, spinner bij de Nederlandse Katoen Spinnerij. Nu wist ik dat mijn overgrootvader, Gerrit Boom, daar ook als spinner had gewerkt. Ik hoopte dus op een verschrijving. Toen ik de CD met de gescande verhoren eenmaal in handen had, bleek mijn hoop uit te komen; er was sprake geweest van een verschrijving en het ging om Gerrit Boom.
De gegevens in het verhoor geven aan dat het daarbij met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid om mijn overgrootvader handelde. Ik wist dat hij uit Almelo kwam, in 1890 37 jaar was, twee kinderen had en bij de NKS werkte (ik bezit immers het gouden horloge dat hij daar bij zijn 40-jarig jubileum kreeg).
Aan iedereen die interesse heeft in de gang van zaken in de industrie in Twente in 1890 kan ik de cd van harte aanraden !. Als u, net als ik, het geluk heeft dat je de letterlijke woorden van een eigen voorouder terugvindt, is dat natuurlijk nog mooier.
In Hengelo werden verhoord: de burgermeester, een predikant bij de doopsgezinde gemeente, een geneesheer, een arts, een kapelaan, de voorganger bij de gemeente van gedoopte christenen, een wethouder, een bierbrouwer tevens lid van der Kamer van Koophandel, een tabaks- en sigarenfabrikant, de directeur van de Hengelose houtdraaierij (een Stork), een reiziger, de fabrikant Dikkers, de directeur (Stork), een lid der firma C.T. Stork & co tevens lid van de KvK en een opzichter bij genoemde firma, een kantoorbediende, de administrateur van de Gebr. Stork &co tevens secretaris van de coöperatieve winkelvereniging , nog een lid van de KvK tevens boekhoudeer van de NKS , de voorzitter van het bestuur van de Nuts spaarbank tevens voorzitter van de Vereeniging Algemeene Armenbus, een lid van den raad tevens winkelier, het hoofd eener fabrieksschool tevens beambte aan de machinefabriek te Hengelo, een aannemer en houtzager, de voorzitter der Kamer van Koophandel en Fabrieken tevens directeur van de NKS (De Monchy), twee directeuren, een opzichter en een baas bij de Twentse Bontweverij en C.Th. Stork, lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal en fabrikant, lid van de firma’s C.T. Stork& Co en Gebr. Stork te Hengelo. Tot nu toe een hele stoet aan notabelen, kantoormedewerkers, bazen enz. Maar nog geen arbeider te zien !.
Het aan tal arbeiders dat werd verhoord was dan ook niet zo heel groot. Een deel daarvan was niet in de “echte” industrie werkzaam. Voor hen gold dus dat ze input leverden voor de informatie over de toestand in de werkplaatsen. Het ging om een voerman bij de bierbrouwerij, een brouwmeester,en een brouwer. een metselaar en een meester metselaar, een huisschilder en een meesterschilder en een meester meubelmaker.
Er werden 16 “echte” arbeiders verhoord. Een spinner, een magazijnmeester, een aanlapper en iemand die werkzaam was in de duivelskamer bij de NKS, een wever en iemand werkzaam in de settlekamer bij de firma C.T.Stork &Co, een ketelmaker en een schaver bij de machinefabriek van Stork, een draaiersbaas en een vormer en gieter bij de firma G. Dikkers &Co, en een houtdraaier bij de Hengelose Houtdraaierij.
Hieronder het verhoor van mijn overgrootvader, Gerrit Boom, oud 37 jaar, spinner bij de Nederlandsche Katoenspinnerij te Hengelo. Hij werd verhoor door J.D. Veegens, voorzitter, N. Reeling Brouwer en O.Q. van Swinderen. P. van Nispen was de adj- secretaris.
Zijt gij al lang bij de Katoenspinnerij werkzaam? Zestien jaren.
Waar zijt gij vroeger geweest ? Op verschillende spinnerijen te Almelo
Gij hebt in de katoenspinnerij dagelijks 11 uren te werken, niet waar ? De regel is 11 uren.
Is het wel eens korter? Ja, als de kraskamer niet zooveel kan aanbrengen, als noodig is, moet er wel eens een uurtje minder gewerkt worden. Soms ook wel eens meer, om de schade in tehalen.
Gij hebt dus wel eens overwerk te doen ? Ja, nu op het oogenblik bijv. hebben wij een half uur overwerk, omdat wij het vorig halfjaar te kort gewerkt hadden.
Nacht en Zondagswerk komen zeker voor spinners niet voor ? Neen.
Hoe handelt men bij overwerk met de kinderen die u helpen ? Ik heb eenjongen van ongeveer 16 jaar bij mij; ik zend hem op den gewonen tijd altijd naar huis bij overwerk, en wij, spinners, doen dan met elkandeer zijn werk.
Kunnen meisjes en vrouwen bij overwerk ook gemist worden ? Die gaan ’s avonds op den gewonen tijd naar huis.
Staat haar werk niet in onafscheidelijk verband met het uwe ? Nee, de kraskamer brengt nu weder te veel aan, meer dan wij boven kunnen verwerken, dus die van de kraskamer kunnen op tijd naar huis gaan. Hebben wij daarentegen grof garen te bewerken, zoodat de kraskamer niet zooveel kan aanbrengen, dan gaan zij daar toch op tijd weg, maar moeten wij wachten.
Is de midagschafttijd van een uur lang genoeg om naar huis te gaan eten en op tijd terug te zijn? Voor mijzelven ja, misschien zou een enkele wel een kwartier meer kunnen gebruiken.
Woont gij dicht bij de fabriek ? Een minuut of zeven er van daan.
Wij hebben gezien op welke wijze de spinners betaald worden, namelijk naar de lengte van den draad, zooals die door een indicateur wordt aangegeven. Werkt die vernuftige wijze van betaling goed ? Uitstekend, ik geloof uit naam van alle spinners te mogen zeggen, dat wij allen er mede tevreden zijn.
Weet gij, vóór dat gij betaling ontvangt, precies hoeveel er gewerkt is? Ja.
Hoeveel loon kunt gij in den regel in de week maken ? In den gewonen werktijd van 63 ½ uur per week, zijn wij door den patroon op elf gulden aangeslagen, en dat is bevredigend.
Gij zijt door den patroon op elf gulden aangeslagen; wat bedoelt gij daarmede?. Wij spinners stellen ons tot taak om f 11 ’s weeks te verdienen, terwijl de heeren ons gelegenheid geven om die som te maken.
Krijgt gij iedere week f 11 uitbetaal ? In den regel ja, maar het loon bedraagt ook wel eens iets meer en iets minder.
Gij ontvangt dus niet precies dat loon, maar telkens zooveel, als u volgens de aanwijzing van den indicateur toekomt? Ja.
Kunt gij uwe aanlappers en opstekers zelf kiezen? Neen, de opzichter wijst die, in overleg met den heer De Monchy, aan, en heeft er dan ook eene opklimming plaats. Ik heb er bij voorbeeld een die 11 cents per uur verdient; gaat er nu een heen, die 12 cents verdient, dan komt hij in diens plaats, en krijg ik een nieuwen.
Genieten de aanlappers een vast loon per uur? Ja.
Wordt hun loon rechtstreeks vanwege de directie uitbetaald ? Ja.
Hebt bij daarmede niets te maken? Neen, niets.
Als een aanlapper niet goed werkt, lijdt gij spinners daardoor dus schade ? Ja, al betalen wij hem niet uit, zoo wordt zijn loon toch van het onze afgetrokken.
Wanneer een spinner niet tevreden is over zijn aanlapper, zorgt hij er echter zeker wel voor, dat hij een anderen bekomt ? O ja.
Hebt gij kinderen ? Twee.
Werken die op de fabriek ? Neen.
Zijn zij nog te jong? Ja.
Wordt er druk gebruik gemaakt van de spaarkas ? Dat weet ik niet.
Blijft dit voor u geheim ? Ja, de spaarkas staat van ’s morgens vroeg tot ’s avonds open. Mijnheer weet natuurlijk, wat er in is, maar een derde persoon niet.
Hoe gaat het met het gebruik van andere instellingen ? Wordt er bijv. veel gedaan aan de gymnastiek ? k geloof, dat er enkele jongens zijn, die er des avonds gebruik van maken.
Men is, naar ik meen, thans bezig eene leesbibliotheek in te richten; wat weet gij daarvan? Ik weet dat er op school een leesbibliotheek is, maar of die vermeerderd wordt, weet ik niet.
Weet gij of de jongens en meisjes vele genoegen hebben in de zangschool ? Ik zou denken van ja.
Hoeveel moet gij voor de ziekenbus betalen ? 1 ½ cent van den gulden.
Wat krijgt gij daarvoor? De helft van het loon aan ziekengeld.
Ook geneeskundige hulp en geneesmiddelen ? Die krijgen wij toe.
Zijt gij wel eens ziek geweest ? Nog nooit.
Dus uit ondervinding weet gij er niet van mede te spreken ? Neen.
Hoe is het met de warmte op de spinnerij ? Eene spinnerij is in den regel altijd wel warm, maar zooals het hier is, kan het wel. Ik heb wel op andere spinnerijen gewerkt, waar het veel warmer was. Ik ben op de warmste zaal, de vijfde zaal, maar daar is zooveel ventilatie aangebracht, dat het er, bij vroeger vergeleken, altijd frisch is.
Kijkt gij wel eens op den thermometer ? Een enkelen keer.
Hoe hoog stond die bijv. op een dag als gisteren, weet gij dat soms. ? Ik heb er gisteren niet naar gekeken. Ik kijk er alleen op, als het heel warm is, en dan heb ik het wel aangetroffen, dat het goed in de 80 graden was, maar dat is, meen ik, dan ook de heetste dag geweest.
Wij zijn toevallig op een zeer warmen dag in de fabriek geweest. Toen was het in de zaal, waar bij werkt, 87 graden, maar buiten was het 84 graden. Zoo is het, het verschil is nooit heel groot.
Gij schijnt in elk geval wel tegen de warmte bestand te zijn? O ja, ik kan er goed tegen.
Nemen de spinners zich bijzonder in acht, wanneer zij naar buiten gaan ? Och, ik geloof niet, dat zij daaraan veel denken. Als zij ’s winters buiten naar de privaten moeten, zullen zij denkelijk wel een ja of zoo iets aantrekken, maar bijzonder in acht nemen doen zij zich, geloof ik, niet.
Wordt de warmte ’s avonds bij gaslicht grooter? Ja, die wordt dan wel iets hooger.
De heer Reeling Brouwer: Op welken leeftijd huwen de meisjes van de fabrieken ongeveer? Dat is hier veel beter dan elders, omdat de fabrikanten bepaald hebben, dat de meisjes direct na haar trouwen niet meer op de fabriek mogen komen. Vroeger was dit anders, toen stonden zij er wel tot kort voor hare bevalling, en een tijd daarna kwamen zij weder terug. Maar die bepaling door fabrikanten heeft gemaakt, dat zij niet meer zoo vroeg trouwen.
Is de leeftijd, waarop de meisjes hier trouwen, dus hooger dan op andere fabrieksplaatsen ? Ik meen zeker, van ja.
Op welken leeftijd huwen zij hier dan zoo ongeveer ? Omstreeks 22, 23 jaar.
De Voorzitter: Hebt gij ons nog eenige mededeeling te doen ? Neen, want de heeren doen alles, wat in hun vermogen is, om het den werklieden zoo aangenaam mogelijk te maken
Generatie IX
Jan Hendrik Boom was firmant in de firma Klifman, Smit en Boom. Volgens een briefhoofd, gevoegd bij de inschrijving bij de Kamer van Koophandel was dit bedrijf aannemersbedrijf, stoom-timmerfabriek en houthandel. Jan Klifman kwam uit Almelo waar hij op 17 juli 1882 geboren was, Jan Smit was ook uit Almelo afkomstig waar hij op 14 januari 1877 ter wereld kwam. Jan Hendrik ws de laatste firmant, geboren op 24 april 1882. Drie leeftijdsgenoten dus, die samen een bedrijf stichtten aan de Ambtstraat 25. In Almelo zijn nog meerdere door Klifman, Smit en Boom gebouwde panden terug te vinden. Volgens kleinzoon Jan Hendrik bezat zijn grootvader ook een aantal woningen die hij verhuurde.
De zus van Jan Hendrik, Johanna Hendrika Booom was getrouwd met Barend Slot. Deze was zelfstandig kleermaker , eerst aan de Boompjes nummer 3 , later aan de Rozenstraat 86. Ook Barend stond ingeschreven bij de Kamer van Koophandel met als vermelding van het soort van bedrijf dat werd uitgeoefend "handel in heerenmodeartikelen & kleermakerij". Steeds woonden Johanna Hendrika en Barend bij het bedrijf. Familie zal elkaar wel eens ontmoet hebben bij Barend want in alle drie nu bestaande takken had men contact met hem; mogelijk hoopte men op een mooie korting als er voor één van de mannen of zonen een pak moest worden aangeschaft.
Uit de inschrijving bij de Kamer van Koophandel
Jan Hendrik Willem Boom had graag, net als zijn neef in Almelo, aannemer willen worden. Van zijn echtgenote Johanna Boom - Rosink mocht dit echter niet. Zij vond de risico's te groot. Haar vader had in Enschede een schildersbedrijf gehad; soms met heel goede tijden, soms met geen geld voor het eigen gezin als de knechten betaald moesten worden. Willen werd dan ook houtbewerker. Dat was eigenlijk wel vreemd want als kind ging hij in Hengelo naar de Franse school. Na zijn diensttijd, stond hij in 1907, toen hij 21 jaar was, ingeschreven als timmerman Op 4 april 1911 trad hij in dienst bij de Machinefabriek Gebroeders Stork en Co war hij, met twee onderbrekingen, tot aan zijn pensionering zou blijven werken. J.H.W. was een echte vakman, en ook voor een meubelstukje draaide hij zijn hand niet om. Alhoewel hij een echte vakman was, zo hielp hij mee aan de opbouw van het Nederlands pavilioen op de Wereldtentoonstelling in Antwerpen, gingen de crisisjaren ook aan Willem en zijn gezin niet voorbij. Maar liefst twee keer verloor hij zijn werk en moest hij meewerken in de werkverschaffing. Van 29 november 1931 tot en met 28 mei 1933 en van 3 september 1933 tot en met 25 oktober 1936 was hij werkeloos. Daarna kon hij terugkomen bij Stork. Helaas niet meer als fijn-houtbewerker, maar als timmerman die onder andere verpakkingen voor grote scheepsmotoren maakte. Zijn droom aannemer te worden had hij niet kunnen verwezenlijken; mogelijk als compenstie bouwde hij in 1924 wel zijn eigen huis. Zelf maakte hij blauwdruk en bestek.
Kastje gemaakt in het midden van de jaren 50 van de 20e eeuw door Jan Hendrik Willem Boom voor Jan Gerrit Boom en Johanna Theresia Maria Goorkate. Oorspronkelijk grijs geschilderd. Nu overgespoten en in het bezit van Wilhelmus Boom
Egberdina Judica Hermina Boom, de zus van Jan Hendrik Willem was in haar jonge jaren kostuumnaaister en woonden onder andere een jaar in Hilversum en later nog twee jaar in Amsterdam. Zij trouwde met Antonij Bernard Grevenstuk die een bakkerij had. In het bevolkingsregister staat Mina dan ingeschreven als winkelierster; zij zal de winkel bij de bakkerij hebben bediend. Het verhaal gaat dat Antonij, door een erfenis niet geheel onbemiddeld was. Hij kocht bij de bakkerij dan ook een café. Wederom volgens het verhaal werd hij daar één van zijn eigen beste klanten. Dat leidde in de crisisjaren tot de ondergang van de eigen zaak en mogelijk tot de voortijdige dood, op 61-jarige leeftijd in 1943.
Hendrik Boom kon goed leren, maar voor een middelbare schoolopleiding was geen geld, dus bezocht hij de handelsavondschool. Hij kwam, na korte tijd op een notariskantoor te hebben gewerkt bij de Rijksbelastingen, waar hij eerst werd uitgezonden naar Roermond. Daarna volgden overplaatsingen naar Kerkrade, Maastricht en ten slotte naar Amsterdam, waar hij als hoofdcommies-secretaris de chef was van de algemene dienst van de Fiscale Inlichtingen en Opsporings Dienst. Hij was ridder in de Orde van Oranje Nassau.
Gerard Boom ging al op zijn dertiende verjaardag naar de fabriek van de de N.V. gebroeders Palthe te Almelo. Daar kreeg hij een opleiding, onder andere van zijn eigen vader tot détacheur of ontvlekker op de afdeling chemische reiniging. Zijn toekomstige echtgenote, Johanna Tusveld werkte ook bij Palthe, op de stoppage afdeling. Toen Palthe in de buitendienst plaatsingsmogelijkheden had ging Gerard naar het filiaal in Goude en vandaar (op zijn 20e jaar) nar het Palthe filiaal annex fabriek in Amsterdam aan de Vijzelstraat. Gerard makte bij Palthe promotie en werd technisch bedrijfsleider bij de inmiddels door Palthe gebouwde fabriek aan de Pilotenstraat in Amsterdam- West.
filiaal van Palthe aan de Vijzelstraat
Lambertha Jansje Boom was naaister in de overhemdenfabricage. Zij trouwde met Gerrit Jan Kamerling die machinebankwerker was bij Ten Cate's textielfabrieken te Almelo. Hij was een groot vakman op zijn gebied; voorts had hij bepaald linkse sympathieën en hij was lange tijd één van de voormannen in Almelo van de Eenheids Vak Centrale, een communistisch getinte vakbond. Hij had dan ook een grote voorliefde voor het politieke debat en tot in zijn 100e levensjaar bleef hij zich interesseren in het maatschappelijk gebeuren.
Truitje Boom was tot haar huwelijk, op 33 jarige leeftijd dienstbode, onder andere bij een dokterspraktijk in Almelo. Haar man, Jan Willem Edelijn was ene beetje een man met twaalf ambachten en dertien ongelukken. Mogelijk had dat ook iets te maken met het feit dat hij lichamelijk licht gehandicapt was, met een hoge rug. Kort na de oorlog werd in het grafelijk kasteel in Almelo een tentoonstelling gehouden waarvoor suppoosten werden gevraagd. Dat leek Jan Willem wel wad en zo werd hij als suppoost aangesteld. Toen het op een gegeven moment wat minder druk was met bezoekers nam Jan Willem de gelegenheid te baat om een flin uiltje te knappen. Dat liep niet goed af en hij werd op staande voet ontslagen. Tijdelijk was hij kort na de oorlog ook "opschepper"bijde Almelose gaarkeuken; dat beviel hem goed. Later werd hij fietsenstallingsbaas bij het Almelose diaconessenhuis.
Al met al een generatie waar de traditionele arbeid in de textiel weer werd verlaten; op Truitje en haar man na had iedereen minimaal een vak, soms omgezet in een eigen zaak. Ook waren er enige leidinggevenden en zelfs was er een heuse Ridder in de Orde van Oranje Nassau.
Generatie X
Deze generatie was de eerste waarin niemand meer wat "maakte" en bestond/bestaat uit:
Jacobus Antonie Boom. Hij werkte bij het textielconcern Nijverdal - ten Cate. Daar was Ko hoofd inkoop. Zelf kocht hij in die functie ook wel zaken in, want zijn zoon herrinnert zich dat hij wel eens meeging als er een nieuwe vrachtauto gekocht moest worden. Jacobus Antonie was de laatste Boom uit de familie die op deze site behandeld wordt die zelf nog in de textielsector werkte; wel had hij een functie die overal is uit te voeren.
Ko was ook maatschappelijk actief. Dat blijkt onder andere uit een interview bij het 50-jarig bestaan van een almelose atletiekvereniging waarvan hij al op 22 jarige leeftijd voorzitter was geworden. Ten tijde van het interview was hij ere-voorzitter.
Margaretha Boom was gehuwd met Jan Rutgers. De vader van Jan had lange tijd, samen met zijn broers, een kruidenierswinkel gehad. Eerst gevestigd aan de Ootmarsumschestraat 209, later op nummer 334. Jan zette deze zaak voor met zijn broer, Henk Rutgers. Deze is een bekende persoon voor allen die zich in Almelo met genealogie bezighouden; hij is namelijk de naamgever van de "collectie Rutgers". Dit is een enorme hoeveelheid gegevens en gezinsconstructies van Almelose personen die zich bevindt bij de werkgroep genealogie van het Stadsmuseum in Almelo.
Gerrit Boom (1918) kreeg zijn opleiding aan de toen bekend bedrijfsschool van de firma Stork. Daar werkte hij ook enige tijd. Uiteindelijk heeft hij 32 jaar gewerkt als Chef Technische Dienst bij een bedrijf dat vele namen en vele eigenaren heeft gekend en dat zich bezig hield met onder meer het vervaardigen van placplastics en plastic tafelkleden. Een merknaam hier was Boeklon. In zijn overlijdensadvertentie wordt de firma Boekelo decor genoemd.
Johan Andries bezocht na de lagere Willemsschool in Hengelo nog 2 jaar ULO. Daarna, midden in de crisisjaren, met een vader die werkeloos was, ging hij bij de firma Heemaf als fraser aan het werk. 's Avonds bezocht hij de Ambacht - avondschool die hij na 5 jaar met uitsluitend achten op zijn rapport verliet. In 1946 ging hij naar de tekenkamer van Heemaf, vanwaar hij in 1948 naar de firma Rossmark in Almelo vertrok. In 1951 ging hij toch weer terug naar Hengelo waar hij tot 1960 bij de firma Gietart als chef-tekenkamer bleef. Tot zijn pensioen in 1987 zou hij vervolgens als constructeur-groepsleider bij ingenieursbureau Tebodin werkzaam zijn.
Jan Gerrit Boom bezocht de Ulo die hij in 1941 afrondde. Hij werd vervolgens in november 1941 aangenomen bij de Nederlandse Spoorwegen als loopjongen met ULO diploma. In september 1944 gaf hij gevolg aan de oproep tot een algemene staking voor het spoorwegpersoneel zoals die gedaan werd door de regering in ballingschap in Londen. Tot het eind van de tweede wereldoorlog zat hij toen ondergedoken bij een boerenfamilie in 't Gammelke, vlak bij Hengelo. Alhoewel eigenlijk al een jaar te oud, werd hij toch opgeroepen voor de militaire dienst in het toenmalige Nederlands Indië. Hij zou daar lang blijven en kwam pas een paar dagen voor de jaarwisseling 1949/1950 weer thuis. Hoewel lang in dienst heeft hij die tijd nuttig kunnen gebruiken; dank zij het feit dat hij als telegrafist was ingedeeld bij de generale staf en voornamelijk in Bandung zat heeft hij de mogelijkheid gehad, tijdens zijn diensttijd de avond HBS te volgen en zijn diploma te halen. Terug in Nederland werd Jan overgeplaatst naar Hardenberg. Hij was daar eerst lijn-assistent en toen stationsbeambte. Dit was een functie met een breed takenpakket: kaartjes verkopen, wissels goed zetten, vrachtgoed inschrijven enz. In 1953 vertrok hij naar Utrecht waar hij ging werken op het zogenaamde Over Koepelings Bureau. Hij heeft zich daar in meerdere functies bezig gehouden met bijsturing van al geplande of lopende treindienst. Rond 1960 werd hij toegelaten tot de eigen HBS van NS, de Hogere Bedrijfs School. Men werd dan een paar jaar weer full-time leerling, zij het met stages. Tot midden jaren '70 zou Jan werkzaam zijn op de Hoofd Verkeers Leiding van NS, de plek waar bij calamiteiten de bijsturing van het treinverkeer plaats vond. Mede omdat hij inmiddels een jaar of 50 was en het werken in onregelmatige dienst meer belastend werd, werd hij toen eerst groepsleider en later chef de bureau van de bureau's conducteurs en machinisten diensten en roosters van de Dienst van Exploitatie. In 1985 kon hij, 60 jaar oud, gebruik gaan maken van de 48 pensioenjaren die hij inmiddels had opgebouwd: 44 echte dienstjaren en 4 extra tropenjaren voor de meetellende militaire dienstperiode.
Annie Boom - Goorkate is de allereerste vrouw in deze rij die een echt vak leerde. Zij deed in 1948 het examen apothekersassistente en trad daarmee in de voetsporen van haar vader die drogist was. Zij bleef werkzaam bij apotheek Huizing in Enschede tot haar huwelijk in 1956. Eind zestiger jaren nam zij haar beroep - parttime - weer op. Zij ging werken bij apotheek Overvecht in de gelijknamige nieuwe wijk in Utrecht. Na enige jaren in de "algemene dienst" werd zij, namens haar apotheker, verantwoordelijk voor de apotheekwerkzaamheden in verpleeghuis Rosendael in Utrecht.
Gedenkpenning "ter herrinnering aan de eendrachtige opvolging van het stakinsbevel 17 september 1944"
Gerrit Boom (1930) studeerde economie aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam waar hij in 1956 doctoraalexamen deed. Het was de bedoeling dat hij de fotohandel van zijn schoonvader, de firma C. Schoemaker te Amsterdam, zou overnemen. Hij werkte er tot augustus 1969. In verband met ontwikkelingen in de fotobranche en omdat hij eigenlijk toch wel wat meer met zijn academische studie wilde doen, stapte hij in 1969 over naar het Ministerie van Verkeer en Waterstaat. Achtereenvolgens was hij daar beleidsambtenaar, hoofd van de afdeling Spoorwegen in Den Haag, Rijkshoofdinspecteur van het Verkeer, eerst in Amsterdam en later in Rotterdam, en tot slot raadsadviseur in Den Haag. Gerrit is Officier in de Orde van Oranje Nassau
Ali of. zoals ze later genoed werd Alice Boom ging na haar schooltijd werken bij Elsevier's uitgeverij te Amsterdam. Hier leerde zij haar latere echtgenoot kennen. Frans Joseph van Dusschoten, haar man, ging na een korte periode bij Elsevier's over naar het theatervak, waar hij een bekend conférencier en revue-artiest werd. Hele generaties kinderen kennen de stem die hij gaf aan "meneer De Uil" van de Fabeltjeskrant. Nog meer bekendheid kreeg hij door zijn rol als aangever bij de lang bekendste komiek van Nederland, André van Duin. Frans was ridder in de Orde van Oranje Nassau. Frans van Dusschoten begon zijn carriere in 1951, maar hij werd pas in de jaren zeventig, landelijk bekend als aangever van Andre van Duin in diens revues. Frans van Dusschoten leende ook zijn stem aan veel figuren uit de Fabeltjeskrant, Paulus de Boskabouter en de smurfen. In 1972 haalde hij als Willem Bever de tweede plaats in de hitparade met Hup daar is Willem met de waterpomptang. Naar verluidt was Van Dusschoten gesteld op Willem Bever en Knutselsmurf omdat hij zelf nogal onhandig was. In 1993 ging Frans van Dusschoten met pensioen. Hij kreeg twee keer de Gouden Televizierring. Dat gebeurde in 1969 voor De Fabeltjeskrant en in 1975 voor het tv-programma "Dag, dag, heerlijke lach" samen met André van Duin.
Generatie XI
Maud Boom en Frank van Nieuwenhuijsen vormen een echt onderwijzerspaar. Na de kweekschool (of heette het toen net de pedagogische academie ) te hebben gevolgd gingen zij beiden in het onderwijs werken. Maud is lerares in het voortgezet speciaal onderwijs. Zij heeft een voorkeur voor het geven van de praktische vakken, zoals tekenen, handvaardigheid, textiele werkvormen ne agrarisch onderwijs. Frank was oorspronkelijk onderwijzer maar is nu al jaren directeur van een basisschool.
Willem Boom volgde de kunstacademie AKI in Enschede. Hij legde zich toe op onder meer grafische vormgeving, op welk gebied hij zelfstandig werkt. Daarnaast is hij ook technisch docent op de AKI, waar hij de studenten onder meer de praktijk van het zeefdrukken bijbrengt. Zijn eerste partner, Marijke Spiele, is onderwijzeres. Zijn huidige partner, Marja Oude Munnink is creatief therapeute.
Hans Boom heeft al heel wat activiteiten in zijn leven gehad. Zo was hij gitarist en zanger. Ook had hij, gedurende ongeveer tien jaar een eigen café an de Stadsgravenstraat in Enschede. Helaas ging dit café dat een reputatie had als nachtzaak en dat het Booms café heette op een gegeven moment niet meer zo goed, zodat hij er mee gestopt is. Enige tijd was hij toen verkoper van licht-en gevelreclame. Daarna nam hij een afhaal pizzeria in Haaksbergen over. Op dit moment heeft Hans plannen voor een theatershow waarbij hij de rol van Herman Brood zal spelen.
Han Boom volgde oorspronkelijk de MTS. Direct daarna trad hij in dienst bij de firma Hollandse Signaal in Hengelo. Bij dit bedrijf, nu Thales geheten, werkt hij na meer dan 25 jaar nog steeds. Hij ontwikkelde zich tot een specialist voor een deel van de geavanceerde producten voor onder andere de verdedigingsindustrie die dit bedrijf internationaal levert.
Anke Veenhuis - Boom werkt haar hele leven al in de zorg. Oorsrponkelijk als algemeen verpleegkundige in het ziekenhuis in Enschede, inmiddels al vele jaren op de afdeling cardiologie aldaar. Haar man , Johan Veenhuis is inmiddels de eerste van deze generatie Boom die met vervroegd pensioen is. Tot dat moment, in 2007, was hij werkzaam in de kantoren van een kabelfabriek op de rand van Overijssel en Gelderland.
Helmoed Boom studeerde enige tijd rechten maar was daarvoor niet echt gemotiveerd. Dat kwam ook omdat hij een - jaren volgehouden - weekendbaantje had als steward en later chef steward op treinen die nederlandse touristen naar hun buitenlandse bestmmingen (Oostenrijk, Zwitserland, Italië en Frankrijk) bracht. Beter ging de opleiding Personeelwerk aan de sociale academie te Culemborg. In 1985 begon het echte werk: eerst vijf jaar als trainee - assistent sector personeelschef en personeelschef bij Diosynth, toen een onderdeel van de Pharma divisie van Akzo. Rond 1990 wilde hij graag een tijd meer internationaal werken wat mogelijk was bij United Parcel Service, een gigantisch amerikaans vervoerbedrijf. Hij was hier eerst personnel supervisor en later employment manager Benelux. Daarnaast vervulde hij ook nog enige tijd de functie van Safety Manager Noord Europa. In die tijd is er erg veel gereisd: elke week naar België, eens per maand naar Parijs en later Londen en reizen naar de Scaninavische landen, Ierland, Saoudie Arbië, Bahrain en Nigeria. Erg mooi werk maar nooit meer thuis !. Daarom werd deze functie eind 1993 verruild voor een functie bij een familiebedrijf dat opereert in de media-branch. Dit werd niet echt een succes en na het afronden van een opleiding organisatieadvies vertrok hij naar de firma Centocor in Leiden, vestiging van een amerikaans bio farmaceutisch bedrijf. Als Personnel manager en later personnel director viel hier ook een kleine engelse vestiging onder zijn p&o verantwoordelijkheden. In 1999 ontstond de mogelijkheid om te gaan werken bij het bedrijf waar, misschien wel zijn lotsbestemming lag, de Nederlandse Spoorwegen. Gestart als Hoofd Personeel en Organisatie van netwerk Randstad Noord van NS Reizigers te Amsterdam, werd hij na een ingrijpende medische ervaring, beleidsmedewerker in de staf van de directeur personeel en organisatie van NS Reizigers. Hij vervult deze functie met veel plezier.
Annemarie Boom studeerde fysiotherapie. Direct na haar studie ging zij als fysiotherapeute werken in Davos in Zwitserland. Na vervolgens in Nederland als waarnemend fysiotherapeute in verschillende praktijkden te hebben gewerkt, trad zij in november 1989 in dienst bij een particuliere praktijk in Capelle aan de IJssel. In 2008 werkt zij daar al ongeveer twintig jaar. Vanuit haar grote betrokkenheid bij de zorg voor ouderen, waaronder niet in de laatste plaats die voor Annie Goorkate, de moeder van haar en van Helmoed was zij ook werkzaam bij een organistie die kwaliteitsonderzoeken in de zorg uitvoerde. Annemarie vervulde daar de functie van onderzoeker. Ook was zij hier gedurende een aantal jaren lid van de ondernemingsraad.
Dit heeft mede te maken met haar enorme betrokkenheid bij het lot van bewoners in de ouderenzorg en met onze moeder in het bijzonder. In de zomer van 2008 had zij een weblog bij het actualiteitenprogramma "één vandaag". Dat de maker van deze site verschrikkelijk trots is op zijn zus zal u duidelijk zijn. Hieronder de tekst van de blog.
Annemarie Boom: Zorg om de zorg!
Met mijn eigen ogen en oren heb ik vernomen hoe het is gesteld met de situatie van verpleeghuisbewoners in veel Nederlandse verpleeghuizen. De rode draad voor mij daarin is het gebrek aan positieve communicatie, gebrek aan begrip en respect voor de medemens en het feit dat vrijwel niemand zijn of haar verantwoordelijkheid neemt. Locatiemanagers nemen beslissingen, zonder te weten wat er zich onder het personeel en de bewoners afspeelt. Afspraken zijn op papier meestal goed geregeld, maar worden in de praktijk niet nagekomen. Veel bewoners en hun naasten zijn bang om hun mond open te doen, omdat ze volkomen afhankelijk zijn. Mensen die wel zeggen waar het op staat worden als te emotioneel en teveel betrokken beschouwd en uiteindelijk monddood gemaakt.
Verheugd ben ik over het feit dat er na de uitzendingen van EénVandaag over de misstanden in de verpleeghuiszorg, op 1 en 2 mei jl. vanuit de politiek twee positieve veranderingen zijn aangekondigd door Minister Klink en staatssecretaris Bussemaker. In mijn ogen zijn de problemen in de zorg daarmee niet opgelost. Er is op het gebied van de verpleeghuiszorg in Nederland een totale cultuuromslag nodig. Een cultuuromslag waarin iedereen zijn verantwoording neemt en macht omgezet wordt in leidinggeven. Teveel geld wordt nu op de verkeerde manier gebruikt en daardoor schiet de basiszorg regelmatig tekort.
Het begon voor mij ongeveer twintig jaar geleden. Mijn moeder werd als gevolg van overbelasting depressief. Iedereen, waaronder familie, kennissen, buren, en de huisarts, ging zich met haar bemoeien. Ten gevolge van deze situatie raakte mijn moeder steeds meer in de war en in zichzelf gekeerd. Uiteindelijk kreeg mijn moeder de stempel dementie opgedrukt in de vorm van de ziekte van Alzheimer. Men gaf daarbij aan dat er sprake was van een zeer progressieve vorm.
Hoe ik ook praatte met de artsen en met leden van de indicatiecommissie er was letterlijk geen speld tussen te krijgen. Ik was de dochter, die te emotioneel bij haar moeder betrokken was en zij waren de deskundigen. De deskundigen vergaten echter te luisteren naar mijn moeder en beslisten vanuit een machtssituatie over haar lot. Na jaren werd zij uiteindelijk opgenomen in een verpleeghuis. De artsen vertelden dat er geen andere mogelijkheid was en dat deze mensen nu eenmaal tussen de wal en het schip in vielen. Vanaf de begin periode werd mijn moeder als onvolwaardig beschouwd, vol gestopt met kalmerende medicatie, incontinent gemaakt en letterlijk en figuurlijk opgesloten. Na jaren van praten en onderhandelen met de arts kreeg ik het uiteindelijk voor elkaar, dat men stopte met het toedienen van de kalmerende medicatie.
Na enkele jaren werd er in het verpleeghuis een bewonersraad opgericht, waarvan ik uiteindelijk zeven jaar lid ben geweest. Tevens werd ik lid van een centrale bewonersraad. Vanuit deze positie werd ik benaderd door een stichting die onderzoek doet in de zorg. Uiteindelijk heb ik bij dat bedrijf ook zeven jaar gewerkt. Ik wilde opkomen voor de belangen van de lotgenoten van mijn moeder.
Veel personeelsleden zijn bang om te praten. Zij worden dan door de directie op het matje geroepen en dreigen daarna om duistere redenen ontslagen te worden. In veel verpleeghuizen wordt geen leiding gegeven maar macht uitgeoefend over de hoofden van bewoners en goedwillende personeelsleden. In de bewonersraad gaat het er niet beter aan toe. Voorzitters begeven zich in een positie tussen de directie en de leden van de raad en kiezen vaak uit macht of onmacht de kant van de directie. Deze voorzitters zijn uiteindelijk wel degenen die de koers van de bewonersraad bepalen.
Ik heb de afgelopen jaren gesproken met bewoners en hun naasten, met verzorgenden en andere personeelsleden, met directies en met bewonersraden van diverse verpleeghuizen. Ik heb contact gezocht met vertrouwenslieden en klachtencommissies, de Inspectie voor de Volksgezondheid, het zorgkantoor en met het ministerie van VWS en mijn verontwaardiging en ongerustheid over de gang van zaken in de verpleeghuizen geuit. Men gaf mij als antwoord dat men op de hoogte was van de gang van zaken in de Nederlandse verpleeghuizen. Men wist niet wat er aan te doen én vroeg mij om een oplossing. Bij de Inspectie voor de Volksgezondheid stuurden ze mij van het kastje naar de muur en gaf men uiteindelijk niet thuis. De leden van de zogenaamde "onafhankelijke" klachtencommissies zijn bekenden van elkaar die vaak onder één hoedje operen. Iemand suggereerde zelfs om de pers in te schakelen. Uiteindelijk neemt niemand zijn verantwoordelijkheid.
Niet alle verpleeguizen hebben een slechte reputatie. In verpleeghuizen met een eigen zorgvisie, gaat men vaak meer respectvol met elkaar om. Mijn moeder is na tien jaar verhuisd naar een verpleeghuis met een eigen zorgvisie. Men probeert daar binnen de muren van het verpleeghuis de bewoners en hun naasten zoveel mogelijk in hun waarde te laten. Recentelijk ben ik op bezoek geweest in een huis waar bewoners met geheugenproblemen kleinschalig wonen. Men neemt in dit huis wel zijn verantwoordelijkheden en doet aan positieve communicatie. Er wordt gericht naar de bewoners gekeken en men handelt niet volgens vaste protocollen. Bewoners worden niet opgesloten en krijgen niet als vanzelfsprekend, kalmerende medicatie toegediend.
In dit huis is men zeker niet duurder uit, dan in een reguliere instelling. Eén van de eigenaren van dit huis is vroeger locatiemanager van een regulier verpleeghuis geweest. Hij vertelde mij een jaar nodig te hebben gehad om bij te komen, hij moest weer leren om normaal te denken in de zorg.
Tenslotte vroeg ik aan de twee eigenaren of de politiek al bij hen op bezoek is geweest? Men gaf aan dat er tot nu toe slechts één persoon uit de politiek belangstelling heeft getoond.
Annemarie Boom maakt zich ernstige zorgen om de verpleeghuizen in Nederland. Ze was zelf werkzaam als fysiotherapeute en onderzoekster in deze sector. Dag en nacht is ze bezig met de vraag hoe de situatie in verpleeghuizen verbeterd kan worden.
Een en ander kreeg het volgende vervolg in mei 2011 !
Met mijn eigen ogen en oren heb ik vernomen hoe het is gesteld met de situatie van verpleeghuisbewoners in veel Nederlandse verpleeghuizen. De rode draad voor mij daarin is het gebrek aan positieve communicatie, gebrek aan begrip en respect voor de medemens en het feit dat vrijwel niemand zijn of haar verantwoordelijkheid neemt. Op deze wijze begon ik met het schrijven van mijn zomerblog voor EenVandaag in 2008.
Inmiddels is het 2011 en helaas heb ik moeten constateren dat de situatie in veel Nederlandse verpleeghuizen de afgelopen jaren nog onmenselijker is geworden. Een cultuuromslag waarin iedereen zijn verantwoording neemt en macht omgezet wordt in leidinggeven heeft niet plaatsgevonden. Veel locatiemanagers en bestuurders verrijken zichzelf over de hoofden van hun kwetsbare bewoners. Zij houden zich middels fusies en uitbreidingen bezig met de vraag op welke wijze zij nog meer macht naar zich toe kunnen trekken. Een enkeling handelt vanuit roeping, waarbij de cliënt centraal staat.
Ruim vijf jaar lang verbleef mijn moeder in een instelling. De huisfolder vertelde mij dat men menselijk was en moeder een respectvolle bejegening zou krijgen. De waarheid bleek echter anders, langzaamaan werd duidelijk dat zij werd verwaarloosd. Vanuit het gedachtegoed van de instelling vond men het normaal dat moeder dagenlang achtereen op bed lag, het vaak koud had en regelmatig op de tocht zat, te weinig eten en drinken kreeg en dat de medische behandeling zeer ontoereikend was. Bewoners moesten langzaam versterven en werden niet, zoals men in de folder deed voorkomen, menselijk benaderd. Gedurende de ruim vijf jaren dat mijn moeder in de instelling verbleef heb ik vier (interim)locatiemanagers en acht (interim)afdelingshoofden voorbij zien komen. Er was sprake van onrust in plaats van een stabiel beleid. Moeder werd ziek, gedurende de acht dagen daarvoor hing er een briefje boven de wastafel op haar kamer met de tekst 'kraan defect, niet gebruiken'. Hoe had men moeder in hemelsnaam gedurende deze acht dagen hygiënisch kunnen verzorgen, het personeel kon zelf niet eens de handen wassen. Ik haalde verhaal bij de Raad van Bestuur. Ik werd als lastig en agressief bestempeld en vanaf die tijd stond men mij alleen nog te woord via een advocaat die voor de bestuurder sprak. Ten gevolge van nalatigheid en verwaarlozing door de instelling, werd moeder met regelmaat opnieuw ziek. Zo ook in mei van 2011. Moeder had koorts, ik gaf aan dat er mijns inziens ten gevolge van de slechte hygiëne en een tekort aan vocht waarschijnlijk sprake was van een blaasontsteking. De volgende ochtend bleek dit het geval te zijn. Ruim drie dagen later kreeg ik in de nacht een telefoontje van een mij onbekende arts. Deze basisarts, zoals mij later bleek, vertelde mij dat het niet goed ging met moeder en zij in haar pré-terminale fase verkeerde en die nacht zou gaan overlijden. De onbekende basisarts gaf in het gesprek aan dat ik terughoudend met betrekking tot ziekenhuisopname zou zijn en daarvoor in het verleden had getekend. Ik zei haar dat dit niet waar was en dat ik wilde dat zij een ambulance zou bellen, wat zij stellig weigerde. Ik ging direct naar de instelling en schudde de betreffende arts 'letterlijk en figuurlijk' wakker. Uiteindelijk belde ik zelf 112 waarna moeder werd overgebracht naar het UMCU. Op de eerste hulp ging zij direct aan een infuus. De volgende dag al was zij koortsvrij en op dinsdag gaf de specialist aan dat het zo goed ging met moeder dat zij vrijdag weer terug naar de instelling mocht. Omdat ik door had gepakt en 112 had gebeld, was moeder niet overleden maar beter geworden. De instellingsarts en dienstdoende basisarts hadden mijn moeder opzettelijk in een hulpeloze toestand gebracht en/of gelaten, terwijl zij tot haar verpleging en verzorging verplicht zijn. De locatiemanager van de instelling dacht daar heel anders over. Terwijl moeder nog in het ziekenhuis lag stuurde zij mij een brief met de mededeling dat 'mocht moeder toch onverhoopt nog opknappen, zij tijdelijk terug kon komen totdat er een andere zorgplek voor haar was gevonden'. Mij werd vanaf dat moment vanwege agressief en ontoelaatbaar gedrag de toegang tot het huis ontzegd. Onder geen beding kon moeder terug naar deze instelling. Er was geen andere mogelijkheid dan moeder in huis te nemen. Na een week in het ziekenhuis te zijn opgenomen kwam moeder bij mij thuis. In de tussentijd bleek de basisarts aangifte tegen mij te hebben gedaan wegens mishandeling. Niet ik was degene die zich schuldig had gemaakt aan mishandeling, maar deze arts had mij een pijnlijke blauwe plek op mijn borst bezorgd en het kettinkje dat ik om mijn nek droeg gebroken. Een paar maanden later kreeg ik een oproep om te verschijnen voor de officier van justitie. De zaak werd uiteindelijk geseponeerd.
Moeder woont nu bijna vijf maanden bij mij in huis. Met hulp van thuiszorg, familie en vrienden zorgen we samen voor haar. We hebben het gevoel dat moeder thuis is en volgens de medewerkers van de thuiszorg is haar toestand de afgelopen maanden sterk verbeterd. Zij geniet weer van het leven en wij ondernemen veel. Ik overweeg nu om een kleinschalige instelling te starten, want wat ik voor mijn moeder kan betekenen kan ik ook breder uitdragen.
U kunt het verhaal van mijn moeder en mij terug zien in de uitzending van EenVandaag van dinsdag 11 oktober 2011 .
Deze gastlog is geschreven door Annemarie Boom.
Gerard Boom studeerde, na oorspronkelijk bij de belastingdienst te hebben gewerkt personeelmanagement en werd hood personeel bij grondverzetbedrijf Van Tunen in Velsen - Noord. Sinds 2007 werkt hij bij een groot bouwconern waar hij verantwoordelijk is voor de internationale inzet en begeleiding van onder meer trainees. Zijn vrouw Yvonne Boom - Poorter werkt als bankmedewerker.
Hanneke van der Vossen -Boom werkte in eerste instantie bij de belastingdienst in Haarlem. Later werd zij zelfstandig belastingconsulent. Haar man volgde de opleiding voor accountant. Na een periode van uitzending naar Curacao vestigde het echtpaar zich in Noord Brabant maar ging hij werken bij Fortis in Utrecht. Nu is hij als zelfstandig ondernemer onder meer eigenaar van een uitzendbureau.
Jan Hendrik Boom ging na de HBS naar de auto HTS en MTS. Na zijn militaire dienst trad hij in 1976 in dienst van Heutink Primair Onderwijs in Rijssen, een zeer grote leverancier van schoolbenodigdheden. Zijn toekomstige vrouw, Dineke Kroezen was in die tijd verkoopster in diverse winkels. In 1980 ging hij werken als assistent bedrijfsleider bij een trekhakenfabriek in Goor, Trefina. Dit bedrijf moest saneren, waarna Jan Hendrik weer terugkeerde naar Heutink. Vanaf 1982 is hij daar nu inkoper waarbij hij veel reist en met name China inmiddels op zijn duimpje kent. Dineke is inmiddels ook weer werkzaam in een functie met geestelijk gehandicapte mensen in Markelo.
Generatie XII
volgt
Bronvermelding schoolplaten: de schoolplaten zijn afkomstig van de site van Antiquariaat De Kantlijn uit Bredevoort.