NIEUW AMSTERDAM

De voormalige veenkolonie Nieuw-Amsterdam kent een bijzondere ontstaansgeschiedenis. Hierdoor onderscheidt deze zich van de andere veenkoloniën in Nederland. Ze ontleent de naam Nieuw Amsterdam aan het feit dat de stichters van de plaats inwoners van de stad Amsterdam waren. Zes Amsterdamse kooplieden kochten in het jaar 1850 het zuidelijk deel van het Bargerveen op de grens met (de voormalige gemeente) Schoonebeek. Ze deden dit namens een te Londen gevestigde Engelse maatschappij. Deze Engelsen hadden al eerder vergeefse pogingen gedaan om genoemd veengebied in eigendom te verwerven. Ze wilde namelijk uit de richting van Coevorden een kanaal dwars door het veen naar de Duitse rivier de Eems aanleggen.
Door middel van dit kanaal wilden ze handel gaan drijven met Noordduitse steden. Achter deze Engelse maatschappij stak de top van de toenmalige Britse financiële elite. Onder hen was bijvoorbeeld de aannemer John Henderson, de ontwerper van het latere Panamakanaal. Grote Drentse veenbezitters wisten echter dit Engelse kanaalplan van tafel te krijgen. Ze waren namelijk (niet ten onrechte) bevreesd dat de turf uit de Z.O. Drentse venen anders via de provincie Overijssel zou worden afgevoerd. Drenthe wilde dit natuurlijk voor zichzelf behouden. Door echter enkele Amsterdamse kooplieden in te schakelen - die de bewuste veenstrook wel in koop verkregen - zouden de Engelsen alsnog zeggenschap over de door hen beoogde veenstrook krijgen. Beide partijen waren hierbij van een zogenoemde 'win-win' situatie uitgegaan. De Engelse maatschappij zou haar handelskanaal nu kunnen aanleggen. De Amsterdamse kooplieden zouden op hun beurt het door aangekochte veen hierdoor alleen maar in waarde zien stijgen. Als gevolg van de snelle opkomst van de spoorwegen in die tijd werd het kanaalplan door de feiten achterhaald en viel het in duigen.
Dit betekent dat de Amsterdammers toen met de door hen gekochte veenstrook - door hen Amsterdamsche Veld genoemd - bleven zitten. Ze hadden deze bezitting al eerder ingebracht in de door hen speciaal hiervoor te Amsterdam opgerichte Drentsche Landontginning Maatschappij. Het ging hier vooral om een beleggingsmaatschappij. De in 1852 door hen op hun nieuwe bezitting gestichte nederzetting Nieuw-Amsterdam dankt haar ontstaan dan ook aan bovengemelde interessante internationale verwikkelingen. Bijna 60 jaar heeft de Amsterdamse maatschappij het meer dan tweeduizend hectaren grote Amsterdamsche Veld in bezit gehad. In 1909 deed ze het over aan de te Londen gevestigde Griendtsveen Moss Litter Company. Dit was een Nederlands-Engels turfstrooiselbedrijf, waarin enkele Engelsen en het van oorsprong Brabantse Griendtsveen bedrijf samenwerkten. De Amsterdamse eigenaren hadden het gebied aantrekkelijk weten te maken door een royale boomaanplant. De bomen, voornamelijk eiken en beuken, gedijden goed in de zachte venige ondergrond. Het was er voor de Amsterdamse aandeelhouders blijkbaar toeven, want een aantal van hen stichtten er zelfs buitenplaatsen. Opmerkelijk is dat enkele van diezelfde Amsterdamse families al een eeuw eerder dan zij de Drentsche Landontginning Maatschappij stichtten in Amerika in de staat New York de Holland Land Company hadden opgericht. Er bestaan tal van overeenkomsten tussen deze beide landontginningprojecten. Alleen de schaal verschilde. Het grote project bij New York - het vroegere Nieuw Amsterdam - omvatte meer dan twee miljoen hectaren grond. Het kleine project in het Drentse Nieuw-Amsterdam telde 2000 hectaren. In het in 2000 verschenen en door Wim Visscher geschreven boek 'Amsterdam, Nieuw Amsterdam, New York' worden alle bovengenoemde aspecten uitvoerig beschreven. Er zijn nog maar enkele exemplaren van verkrijgbaar.
BUMAVEEN
In 2001 verscheen van dezelfde schrijver bij H&K uitgevers te Gouda het boek 'Bumaveen, Nieuw-Amsterdam, Veenoord, geschiedenis van het Tweelingdorp'.
Ook hierin wordt het internationale proces beschreven, waaruit uiteindelijk de veenkoloniën Nieuw Amsterdam en Amsterdamsche Veld zijn ontstaan. Het Engelse kanaalplan richtte de aandacht van niet alleen heel Nederland, maar ook van ver daar buiten zich vanwege de turf, het 'bruine goud', op het Zuidoost-Drentse veengebied.
Het was toen tevens de tijd van de grote goudvondsten in Amerika. Niet voor niets ontstond toen de naam en de faam van het Nederlands of Drents Californië voor het Zuidoost-Drentse veengebied. Toch zou de veenkolonie Nieuw Amsterdam zich niet in het Amsterdamscheveld (waar ze ontstond) ontwikkelen. De plaatsnaam ging in de loop van de tijd ook over op het noordelijk aan dit 'oude' Nieuw-Amsterdam gelegen gebied. Dit was de streek waardoor de Verlengde Hoogveensche vaart in 1860 werd aangelegd. De bebouwing die daar toen ontstond heette eerst Bumaveen.
Ook het aangelegen Veenoord werd toen Bumaveen genoemd. Dit was een vernoeming naar Maria Louisa Hora Buma, de vrouw van de veeneigenaar en kanaalpionier Jhr Van Holthe tot Echten. Aan deze vaart werden een aantal villa's en notabele woningen en maar liefst zeven hotels gebouwd, alsmede een groot postkantoor met een toren erop. Het hele gebied inclusief de bebouwing aan de vaart was toen al Nieuw Amsterdam gaan heten. Veenoord werd toen wel aangeduid als Nieuw Amsterdam-west. Nog weer later werden Nieuw Amsterdam en Veenoord wel onder de gemeenschappelijke noemer Tweelingdorp gebracht.
De ontwikkeling van Nieuw-Amsterdam/Veenoord tot dynamisch centrum, haar bijzondere aanleg, prestigieuze hotels en voorname buitens staan in het boek 'Bumaveen' centraal. Niet alleen de gebouwen, maar ook de eigenaren en/of uitbaters, niet zelden kleurrijke figuren, worden hierin beschreven. Veel oud-inwoners van het Tweelingdorp komen in het boek ter sprake. Voor inwoners en oud-inwoners is hierbij van belang dat ook de oude geschiedenis van Veenoord uitvoerig in het boek aan de orde komt. Tot nu toe was Veenoord in boeken over het Tweelingdorp altijd stiefmoederlijk bedeeld. Ook Bumaveen is een uitgave van H&K Uitgevers, telt 325 bladzijden en is voor 17 Euro, excl. verzendkosten verkrijgbaar bij o.a. Kaspers EO te Nieuw Amsterdam en Uitgever van de Tweelingdorper, Berkhout fotografie Prinsenlaan 9 te Emmen.
DRENTHE-PARIJS
Een interessante periode in de geschiedenis van het Tweelingdorp waren de jaren van 1875-1900. Veel Franse turfondernemers uit Parijs bezochten toen het Tweelingdorp. Dit gegeven vormt tevens de verklaring van het feit dat er zo vroeg relatief veel hotels in Nieuw-Amsterdam/Veenoord waren. Ee bekende Franse veenonderneming, die in Nieuw-Amsterdam een turffabriek had, was de 'Compagnie pour d'exploitation des Tourbières de Drenthe' (exploitatie turfgraverijen in Drenthe). De door deze fabriek geproduceerde machinale turf vond afzet heel in Parijs. Er werd zelfs een genezende kracht aan dit bijzondere product toegeschreven. Hierdoor werd het in Parijs vooral ook voor ziekenhuizen aanbevolen.
Naast de toenemende Franse belangstelling voor de Zuidoost-Drentse venen ontstond er ook een groeiende belangstelling van Drentse veenondernemers voor de Franse afzetmarkt. Een opmerkelijke gang van zaken waarbij een doopsgezinde predikant een belangrijke rol speelde. Ook diende de vezelige turf uit de omgeving van Nieuw-Amsterdam als grondstof voor twee in Zuidoost-Drenthe neergestreken Parijzer turftextielfabrikanten. De Parijzer firma Crognet & Allagnou begonnen nabij Nieuw-Amsterdam een zogenoemde 'lokfabriek', waar ze uit het vezelrijke veen (lok) de zogeheten 'laine végétale' (plantenwol) fabriceerde. Het werd de grondstof van de modieuze Parijze vilthoeden. Het is ook de periode geweest dat de schilder Vincent van Gogh in Nieuw-Amsterdam en in Parijs heeft gewoond. Op een van zijn zelfportretten uit zijn Parijzer tijd draagt hij zo'n 'turfhoed'.